Batenburg – Stadje aan de Maas naast schilderachtige kasteelruïne

12 minuten leestijd

Batenburg is met haar 525 inwoners een van de kleinste steden van Nederland. Het is een typische kasteelnederzetting gelegen op een terp aan de Maas. De machtige heren van Batenburg hadden tolrecht op deze belangrijke handelsrivier en gaven Batenburg in de veertiende eeuw haar stadsrechten. Hierop beleefde het stadje in de vijftiende eeuw zijn ‘Gouden Eeuw’, ook vanwege haar strategische ligging op de grens van Gelre en Brabant.

Echter, mede door het oorlogszuchtige gedrag van de heren van Batenburg, werden stad en kasteel diverse malen verwoest. Bovendien behielden de heren van Batenburg zelf de controle over de (heerlijke) rechten van het stadje en bestuurden zij het van grote afstand, waardoor haar betekenis afnam en het verviel tot een sluimerend agrarisch dorp.

Batenburg, hoe bescheiden ook, heeft door haar kenmerkende stadsplan desalniettemin een min of meer stedelijke allure. De hoofdstraat wordt gevormd door de midden door Batenburg lopende Grootestraat, die aan weerszijden beplant is met geschoren linden. In de hoek van het vierkante stratenplan ligt de schilderachtige omgrachte ruïne van kasteel Batenburg, een van de oudste kastelen van Nederland. In het oudste deel van het stadje ligt bovendien een rustiek driehoekig pleintje met de stadspomp omringd door rietgedekte en witgepleisterde stadsboerderijen naast de dertiende-eeuwse Oude Sint-Victorkerk met haar markante interieur.

Batenburg – Kasteelnederzetting op terp langs de Maas

Batenburg is ontstaan als kasteelnederzetting bij het gelijknamige kasteel op de noordelijke oeverwal van de Maas. Op deze locatie was door de wind een rivierduin op de oeverwal gevormd. Deze natuurlijke heuvel werd de basis voor een motte waarop rond 1050 het door een gracht omgeven mottekasteel Batenburg werd gebouwd. Naast de aanwezigheid van de rivierduin, was dit ook een strategische plek om zowel transportroutes over water (de Maas) als over land (over de oeverwal) te kunnen beheersen.

Bovendien vormde de Maas al vanaf de elfde eeuw de grens tussen Gelre en Brabant. De graven respectievelijk hertogen van deze beide gewesten vertoonden eeuwenlang een agressieve expansiedrift. Er vonden dan ook regelmatig gewapende gevechten in het grensgebied plaats, waardoor het strategische belang van Batenburg verder toenam.

In die tijd was de Maas nog niet bedijkt en het gebied rondom Batenburg overstroomde regelmatig. Daarom werd het terrein van de nederzetting, waar toen al een met keien bestrate weg doorheen liep, tussen 1150 en 1250 ongeveer 1,25 meter opgehoogd. Bovenop deze terp naast mottekasteel Batenburg ontstond een nederzetting die voor het eerst rond 1275 genoemd werd. Hier woonden de horigen, die de heer verplicht ‘om niet’ (dus zonder vergoeding) diensten moesten bewijzen. Tot begin negentiende eeuw is door de heer van Batenburg van dit recht gebruik gemaakt.

Kasteelruine.Batenburg.3

Kasteel Batenburg – één van de oudste kastelen van Gelderland

Waarschijnlijk bestond kasteel Batenburg toen het in de elfde eeuw gebouwd werd uit een houten toren op een omgrachte motte (kunstmatige heuvel). Deze toren was omgeven door een houten palissade. Het kasteel werd bewoond door de heren van Batenburg, die voor het eerst rond 1080 werden vermeld. Rond 1150 werd de houten toren vervangen door een vierkante tufstenen toren.

In 1315 komen kasteel en heerlijkheid Batenburg door het huwelijk van erfdochter Johanna van Batenburg in bezit van het geslacht Van Bronckhorst. Deze gingen zich daarna Van Bronckhorst-Batenburg noemen. Het geslacht Van Bronckhorst was een machtig adellijk geslacht van bannerheren uit de Achterhoek. Omstreeks 1350 lieten de Van Bronckhorsts de houten palissade op de motte vervangen door een stenen ringmuur met een doorsnede van 54 meter.

De Van Bronckhorsts waren frequent betrokken bij de oorlogen tussen Gelre en Brabant, maar ook bij andere oorlogen zoals de Tachtigjarige oorlog. Kasteel Batenburg is door de eeuwen heen dan ook verschillende malen verwoest, maar werd telkens weer opgebouwd. Zo kreeg de ringmuur tijdens haar herbouw in 1540 speklagen, horizontale stroken van witgele mergelsteen tussen lagen van rode bakstenen. Later die eeuw zijn drie uitspringende hoefijzervormige verdedigings- c.q. woontorens en een poortgebouw aan deze ringmuur toegevoegd. Rond 1600 werden er diverse indrukwekkende woonvleugels binnen deze ringmuur gebouwd. In de zeventiende eeuw werd naar kasteel Batenburg verwezen als ‘het mooiste kasteel van Gelderland’.

In 1630 kwam kasteel Batenburg door het huwelijk van erfdochter Johanna van Bronckhorst-Batenburg met Johan van Horne in bezit van dit grafelijk geslacht. Onder leiding van de van Hornes zijn daarna nog verschillende verbeteringen aan het kasteel doorgevoerd, maar de leden van deze familie hebben het kasteel nauwelijks bewoond.

In 1701 kwam kasteel Batenburg via het huwelijk van de kleindochter van dit echtpaar in het bezit van de Duitse graven, later vorsten, van Bentheim-Steinfurt. Ook zij lieten zich niet al te vaak in Batenburg zien en bestuurden hun vele Batenburgse bezittingen op grote afstand.

Door gebrek aan onderhoud ging de pracht van kasteel Batenburg in de eeuwen erna verloren. Maar het definitieve verval van het kasteel werd ingezet doordat het in 1794 in brand werd gestoken door Franse troepen, die naar Nederland waren gekomen om hier vrijheid, gelijkheid en broederschap te brengen. Het geruïneerde kasteel werd daarna jarenlang door de Batenburgers gebruikt als steengroeve voor het bouwen of repareren van hun huizen. Het kasteel raakte op die manier steeds verder in verval en is nooit meer opgebouwd. Wat nog resteert zijn het opgaand muurwerk van het poortgebouw, delen van enkele torens en van de ringmuur. Vooral van de West- of Bronckhorstertoren staat nog een flink deel overeind en in de kelder van deze toren zijn de schietgaten goed bewaard gebleven.

Het Batenburgse kasteel en de overige landerijen en bezittingen in de heerlijkheid zijn tot 1945 eigendom gebleven van de Duitse familie Van Bentheim-Steinfurt. Na de Tweede Wereldoorlog werden deze eigendommen als vijandelijk bezit aangemerkt en door de Nederlandse Staat in beslag genomen. Sinds 1953 is het kasteel eigendom van Geldersch Landschap en Kasteelen die de kasteelruïne heeft geconserveerd.

Heren van Batenburg – Machtige en rijke bannerheren

De heren van Batenburg waren bannerheren die hun grondgebied, de heerlijkheid Batenburg, rechtstreeks in leen hadden gekregen van de Duitse keizer. Dit was vanwege de strategische ligging van Batenburg aan de Maas, ook in die tijd al een zeer belangrijke handelsrivier waar de keizers greep op wilden houden.

Als bannerheren bezaten de heren van Batenburg zowel de lage als hoge jurisdictie van hun ‘vrije’ heerlijkheid Batenburg en waren ze de gelijken, en onafhankelijk van, de graven en hertogen van Gelre en Brabant. Het was dan ook een riddergeslacht met aanzienlijke macht.

Daarnaast hadden de heren van Batenburg van de Duitse Keizer een groot aantal heerlijke rechten weten te verkrijgen. Dit waren onder andere (i) marktrechten, het recht om drie jaarmarkten en een weekmarkt te houden, en daarvoor een vergoeding van de kooplieden te ontvangen, (ii) het tolrecht, het recht om elke schipper die over de Maas Batenburg passeerde tol te laten betalen alsook het landtolrecht voor personen die over land Batenburg passeerden, (iii) het veerrecht, het recht om als enige in het gebied personen en goederen tegen een vergoeding over de Maas te mogen zetten, (iv) het windrecht, het recht om een windmolen te laten draaien waar zijn onderdanen verplicht hun graan moest laten malen (banmolen), (v) het recht van eendenkooi, het recht om in een bepaald gebied watervogels te vangen, (vi) het visrecht, het recht om te vissen in de wateren van de heerlijkheid Batenburg, (vii) het muntrecht, het recht om munten te slaan, (viii) het recht van de gruijt, het heffen van accijns op het brouwen van bier, (ix) het cijnsrecht, het recht om jaarlijks een soort van onroerend goedbelasting te heffen. Het tijnshuisje waar de accijnzen op bier, wijn, koren etc., voor de heren van Batenburg werden geïnd bevind zich nog steeds op het voorterrein van kasteel Batenburg.

Banmolen.Batenburg

De grote verzameling aan heerlijke rechten stond garant voor een riante inkomstenstroom. Er zijn zelfs eeuwenlang klachten ingediend en processen gevoerd over de hoge tol- en veergelden in Batenburg. Diverse van deze heerlijke rechten werden niet zo zeer door de heer van Batenburg zelf uitgeoefend, maar verpacht aan derden.

Een ander instrument dat bannerheren, net als landsheren, gebruikten om hun machtspositie in het rivierengebied verder te vergroten was het stichten van steden. Deze, zeker in eerste instantie, vaak primitief versterkte steden waren niet alleen als handelsplaats van economisch belang. Ook vormden ze een veilig oord waar inwoners van stad en het omliggende land maar ook rondtrekkende kooplieden, bescherming konden vinden tegen de vele roversbenden die in die tijd het platteland afstroopten of waar ze een veilig heenkomen konden vinden ten tijde van oorlogen tussen landheren.

Het stichten van een stad met vestingwerken leidde dan ook tot een toename van economische activiteit en een groter aantal inwoners van de nederzetting. Deze beide factoren vergroten de inkomsten van de heer in wiens heerlijkheid de stad zich bevond verder.

Stadsplein.Batenburg

Batenburg – Stadsrechten en stadsontwikkeling

Batenburg verzamelde haar stadsrechten grotendeels tussen 1349 en 1414. In 1349 verleende de Duitse keizer Karel IV aan erfdochter Johanna van Batenburg het recht om weekmarkten in de nederzetting bij kasteel Batenburg te houden. In de tweede helft van de veertiende eeuw namen de heren van Bronkhorst-Batenburg het initiatief om deze nederzetting te ontwikkelen tot stad ter versterking van hun machtspositie en verhoging van hun status. Waarschijnlijk was de slag bij Niftrik in 1388, onderdeel van de Tweede Gelderse Oorlog tussen de hertogdommen Brabant en Gelre waarin Dirk I van Bronckhorst-Batenburg (1347-1407) aan de kant van Gelre had gestreden en veel geld had verdiend, van doorslaggevend belang voor de beslissing om Batenburg tot een echte stad te ontwikkelen.

Al een jaar later, in 1389 betrokken Dirk I en zijn zoon en opvolger Gijsbert IV, de burgers van Batenburg bij de (lagere) rechtspraak in de vorm van een schepenrechtbank. Bovendien kregen de schepenen het recht een deel van de boetes en andere inkomsten te gebruiken voor het bouwen van vestingwerken. In die tijd was Batenburg niet veel groter dan het gebied tussen de Stadswal en het de Oude Sint-Victorkerk. Aan de zuidkant van deze nederzetting was het stroomgebied van de Maas met bevaarbare geulen, ondoordringbaar ooibos en moeras.

Grootestraat.hoofdstraat.Batenburg.2

Het terrein voor het te ontwikkelen stadje werd daarom vergroot en waar nodig opgehoogd. Er werd een stratenplan voor het nieuwe stadje ontworpen met de Grootestraat als centrale hoofdstraat binnen een onregelmatige vierkante plattegrond ten zuidwesten van het kasteelterrein. De Grootestraat loopt vanaf de veerstoep aan de Maas, waar al eeuwenlang het pontveer naar Demen vertrekt en aankomt, in rechte lijn naar de Maasdijk richting Appeltern. Deze hoofdstraat werd aan beide zijden afgesloten met een stadspoort. Aan de Maaskant werd een ringdijk aangelegd. De Grootestraat werd doorkruist door de Kruisstraat naar het kasteel. Rondom dit vierkante stratenplan werden omstreeks 1400 stadswallen, een stadsgracht en stadspoorten aangelegd.

In 1414 gaf Gijsbert IV de Batenburgers bovendien het poortersrecht. Langs de nieuwe straten van het stadje werden (tegen betaling) kavels uitgegeven aan burgers die er huizen mochten bouwden en poortersrechten konden krijgen.

Batenburgse munten – valsemunterij

De bannerheren van Batenburg verkregen in 1349 het muntrecht van de Duitse Keizer. De oudst bekende Batenburgse munten zijn uit 1351 en er zijn tot 1435 onafgebroken munten in Batenburg geslagen. Toen er na de ontdekking van Amerika een toevloed kwam van edelmetalen werd de muntslag in 1556 weer hervat.

In 1581 werd het slaan van munten door Batenburg door de Gelderse Staten verboden omdat het gehalte aan edelmetaal erin te laag was. De heer van Batenburg hervatte in 1616 opnieuw het slaan van munten, wat datzelfde jaar opnieuw verboden werd door de Gelderse staten. Toch gingen de Batenburgers ermee door tot in 1622 waarbij men zich in het bijzonder schuldig maakte aan ‘hagemunterij’, het maken van minderwaardige kopieën van in omloop zijnde geld. De muntmeester smelte daarbij munten uit andere streken om en produceerde vervolgens identiek uitziende munten maar met een lager gehalte aan zilver of goud. De Munte, het gebouw waar de muntslag van Batenburg in was gevestigd, staat nog altijd aan de Grootestraat.

Oude.SintVictorkerk.Interieur

Oude Sint-Victorkerk – Markant interieur met grote variatie aan rouwborden

De door een ommuurd kerkhof omringde Oude Sint-Victorkerk ligt verscholen tussen de bomen en eeuwenoude boerderijen in het stadscentrum van Batenburg. Hier stond in de elfde-eeuw al een eenvoudig zaalkerkje en in de eeuwen erna werd deze vergroot tot een pseudobasiliek met twee zijbeuken, een ingangspartij, een priesterkoor en een sacristie.

Rond 1443 slaagde Dirk II van Bronkhorst-Batenburg er via de aartsbisschop van Keulen in de kerk te verheffen tot kapittelkerk met een deken en zes kanunniken. Zij hadden ook het patronaatsrecht van twee andere noordelijk van de Maas gelegen kerken, die van Horssen en Maasbommel. Het kapittel kreeg, in ruil voor de zorg voor deze drie parochies, de inkomsten van deze drie kerken. In 1507 verleende hertog Karel van Gelre nog meer privileges aan dit kapittel, in het bijzonder een aantal belastingvrijstellingen.

Rond het midden van de zestiende-eeuw was de verhouding tussen de heer van Batenburg en de deken van het kapittel uiterst gespannen en liep er zelfs een rechtszaak tussen beide partijen. Toen in 1566 de Beeldenstorm uitbrak werd de in die tijd katholieke Sint-Victorkerk onder aanvoering van Herman van Bronkhorst geplunderd, nota bene de kerk van zijn eigen onderdanen. De kerk bleef echter in handen van de katholieken. Gedurende de tachtigjarige oorlog (1568-1648) was de kerk meermaals doel van verwoestingen, en in 1600 werd de kerk (en ook het kasteel) door de troepen van Prins Maurits in puin geschoten.

In 1608 namen de protestanten het gebruik van de Oude Sint-Victorkerk over. Nog tijdens de tachtigjarige oorlog, tussen 1608 en 1619, werden de kerktoren en het driebeukige schip van de kerk herbouwd op de middeleeuwse funderingen. Het priesterkoor en de noorderkapel werden niet herbouwd zodat de kerk een stuk korter werd. In de oosthoek van het voormalige koor werd in 1619 de deels boven en deels in de fundering ingegraven grafelijke grafkapel gebouwd met eronder de grafelijke grafkelder en erboven de consistoriekamer. Uit de indrukwekkende verzameling/reeks wapenborden die de kerk siert en waarvan het oudste dateert uit 1635 en het jongste uit 1756, blijkt dat hierna een periode van rust en stabiliteit volgde voor de Oude Sint-Victorkerk. Bijzonder is dat de kerk de Franse revolutie aan zich voorbij zag gaan terwijl in die tijd kasteel Batenburg geruïneerd werd.

Teloorgang van de kasteelstad

Batenburg beleefde aan het begin van de vijftiende eeuw zijn glorietijd, mede vanwege de gunstige ligging van het stadje aan de Maas. In de late middeleeuwen was Batenburg waarschijnlijk dan ook aanzienlijk groter dan vandaag de dag.

De terugval van het stadje was het gevolg van diverse rampen en veldslagen. Zo werden In 1419 en 1463 bij stadsbranden grote delen van het stadje in de as gelegd. In 1503 kwam aan de ‘Gouden Eeuw’ van Batenburg definitief een einde. De heren van Batenburg hadden in de strijd tussen de hertog van Gelre en de Habsburgerse Duitse keizers de zijde van de Habsburgers gekozen. Als gevolg hiervan veroverden de troepen van de Hertog van Gelre de stad en heerlijkheid Batenburg. Dit ging gepaard met opnieuw een grote stadsbrand en het ontmantelen van de versterkingen van de stad en het kasteel. Het kasteel werd daarna herbouwd, maar het stadje heeft zijn stadspoorten, -wallen en -grachten nooit meer teruggekregen. De locatie van de stadswallen zijn nog goed herkenbaar en wordt gevormd door de Stadswal, Molendijk, Ringdijk, en een deel van de Touwslagersbaan, met de ruïne van kasteel Batenburg in de noordoosthoek.

In 1534 kocht Herman van Bronkhorst-Batenburg kasteel en heerlijkheid Batenburg terug van de hertog van Gelre. Herman beschouwde zich nog steeds als leenman van de Duitse keizer maar Gelre stelde dat Batenburg na de verovering in 1503 tot Gelre behoorde. Over de status van Batenburg is daarna eeuwenlang (tot 1893) geprocedeerd waarbij rechtbanken even vaak voor als tegen de heren en vrouwen van Batenburg oordeelden.

Nadat Herman Diederik van Bronckhorst-Batenburg ten tijde van de tachtig jarige oorlog de kant van de Spanjaarden koos, verwoesten de troepen van prins Maurits van Oranje-Nassau rond 1600 zowel kasteel als het stadje grotendeels. Alhoewel de heerlijkheid zich herstelde onder de opvolgers van de Bronckhorst-Batenburgs, politiek en economisch heeft het stadje Batenburg na de tachtigjarige oorlog nooit echt (meer) een rol van betekenis gespeeld. Alle (heerlijke) rechten van het stadje waren in handen van de, veelal afwezige, heren van Batenburg. De burgers konden ervan gebruik maken maar uiteindelijk beslisten de heren van Batenburg op alle terreinen.

Kerkring.Stadsboerderijen.Batenburg

Terugval tot agrarische gemeenschap

Doordat de heren van Batenburg het stadje van grote afstand bestuurden, verviel de dienstverlening aan de hofhouding van het kasteel. In 1766 werd nog wel een kleine haven aangelegd om te profiteren van de handel op de Maas, maar dit heeft het tij niet kunnen keren. En nadat het kasteel in 1794 was afgebrand en niet meer werd opgebouwd, waren de hoogtijdagen van weleer voorgoed voorbij.

Daarmee was de economische basis van Batenburg aangetast en zakte het stadje weg tot een kleine agrarische gemeenschap. Binnen de voormalige stadswallen van Batenburg staan nog steeds diverse eenvoudige, veelal witgepleisterde, stadsboerderijen met rieten daken die bijdragen aan de pittoreske uitstraling van het stadje.

verrekijker

Bezienswaardigheden in Batenburg

Het stadje Batenburg, kasteel en de directe omgeving van kasteel Batenburg zijn een beschermd stadsgezicht.

  • Ruïne kasteel Batenburg (Molendijk bij 11). Door een gracht omgeven overblijfselen van een kasteel Batenburg uit het midden van de twaalfde eeuw dat in 1795 definitief verwoest werd. De omgrachte ruïne bestaat uit de restanten van drie verdedigings- c.q. woontorens, de ringmuur en een poortgebouw. De westtoren is deels tot op een hoogte van drie verdiepingen bewaard gebleven en van het poortgebouw resteren de muren naast de ingangspoort. De noordelijke en zuidelijke verdedigingstorens en de ringmuur zijn grotendeels tot aan het maaiveld gesloopt.
    • Voorterrein kasteel Batenburg
      • Tijns- of Barrièrehuisje (Molendijk 11) uit rond 1675. Voormalige tol- en toegangshuis waar de accijnzen op bier, wijn, koren etc., voor de heren van Batenburg werden geïnd. Het tijnshuisje sloot samen met een soortgelijk ertegenover liggend huisje de toegang tot het kasteelterrein af door middel van een hek dat tussen de huisjes stond. In de zuidgevel van het huisje bevind zich nog een van de pijlers van het voormalige toegangshek.
      • Landarbeidershuisje ‘Sluishoofd’ (Molendijk 9). Witgeschilderde negentiende-eeuwse woning op de plek waar vroeger de sluisdeuren waren, die het waterniveau regelden tussen de slotgracht en Maas.
      • Moestuinen en weiden. Achter het toegangshek lagen ooit de (moes)tuinen en weiden op het (noordelijke) voorterrein van het kasteel.
      • Bentheimer schuur (Molendijk bij 13). Zwarte, grotendeels houten, schuur uit 1932 op het voorterrein van kasteel Batenburg.
    • Kasteelplaats. Gebied aan beide zijden van de Kasteelse Allee direct ten noorden en oosten van kasteel Batenburg (grootste deel van het gebied tussen Molendijk, Hoefweg en Touwslagersbaan) waar zich het voorterrein, de kasteeltuinen, de (voormalige) kasteelboerderij (Kasteelse Allee bij 1) met weiden en akkers en de banmolen van de heren van Batenburg bevonden. De kasteelplaats is ook onderdeel van het beschermde stadsgezicht Batenburg.
      • Voormalige kasteeltuinen. Rondom het kasteel hebben uitgebreide tuinen gelegen in Hollands-classicistische stijl, waarvan momenteel alleen de buitencontouren (Kasteelse Allee, verlengde Hoppenhofstraat bij 12) nog in het landschap aanwezig. Binnen deze buitencontouren bevinden zich tegenwoordig (nog):
        • Hertenkamp Batenburg (Hoppenhofstraat bij 9)
        • Begraafplaats (Kasteelse Allee). Deze begraafplaats wordt gedomineerd door een Calvarieberg, een kunstmatig heuveltje met daarin een familiegraf (familie Steeg) en een priestergraf en bovenop de heuvel grafmonumenten met een beeldengroep.
      • Standardmolen Batenburg (Molendijk 15). In 1531 kregen de heren van Batenburg van de Duitse keizer het recht om een windmolen te bouwen. De huidige gesloten houten standardmolen met een rieten kap op een achtkantige gemetselde stenen voet dateert uit de achttiende eeuw en had een middeleeuwse voorganger. Hij staat in de uiterste hoek van de kasteelplaats op de winterdijk langs een voormalige meander van de Maas. Een standardmolen is een richtbare windmolen en het oudste houten type windmolen in de Lage Landen. Deze korenmolen was een banmolen waar de boeren van de heerlijkheid Batenburg verplicht hun graan moesten laten malen. De windmolen is regelmatig op vrijwillige basis in bedrijf.
        • Molenaarshuis (Molendijk 17a). Oostelijk van de molen aan de dijk bevind zich het oude molenaarshuis.
  • Stadscentrum Batenburg
    • Stadspleintje (kruising Kerkstraat/Kruisstraat). Karakteristiek driehoekig pleintje omringd door geschoren linden op de verwijde viersprong van de Kerkstraat met de Kruisstraat. De hoge bomen op het naastliggende kerkhof om de oude Sint Victorkerk, de bakstenen stadspomp uit ongeveer 1820 midden op het pleintje die tot 1958 in gebruik is geweest, en de witgepleisterde stadsboerderijen maken deze ruimte tot een van de meest rustieke plekken van het oude stadje. Hier kwamen de inwoners naar toe om water te halen, te wassen, maar ook om een praatje te maken.
    • Blauwe Steen of gerechtssteen (Kruisstraat bij 1). Op de hoek van het kruispunt van de Grootestraat met de Kruisstraat ligt een ongeveer 75 cm dikke, roodachtige granieten steen. Tot 1873 lag deze gerechtssteen, de zogenaamde ‘Blauwe steen’, precies in het midden van dit kruispunt in het hart van de stad.
      • Deze steen markeerde waarschijnlijk een oeroude voorchristelijke gerechtsplaats. Bij de steen vond in de middeleeuwen de rechtspraak plaats van kleinere overtredingen: diefstal, kwaadsprekerij of brandstichting.
        • Wanneer iemand iets had gedaan, werd hij of zij driemaal rond de steen geleid. Wanneer niemand van de familie, vrienden of omstanders een borg wilde betalen, werd de arrestant in het gevang gezet.
          • Zware vergrijpen als moord en doodslag werden berecht door de Heer van Batenburg vóór de brug van het kasteel.
        • Ook werden op de steen plechtige geloften uitgesproken of bevestigd en werden er bij de steen belangrijke aankondigingen gedaan.
      • In de steen is een grote pin met een ring geklonken.
        • Volgens overlevering werd aan deze steen de doodskist vastgemaakt van personen die bij hun overlijden nog schulden hadden. Pas nadat door de nabestaanden of de borgen de schulden waren voldaan, kon de begrafenis plaatsvinden. Dit gebruik zou tot ca. 1800 hebben bestaan.
        • Daarnaast voldeed de steen waarschijnlijk als een schandblok, waaraan gevangenen werden vastgekluister
    • De Grootestraat is de hoofdstraat van Batenburg die midden door het stadje loopt en die aan weerszijden beplant is met geschoren linden. De vrijwel aaneengesloten bebouwing aan beide kanten van de straat draagt bij aan het min of meer stadse karakter van de plaats.
      • Herenhuizen. Aan de Grootestraat staan tientallen, veelal relatief eenvoudige, herenhuizen uit de negentiende en twintigste eeuw. In een aantal gevallen worden de huizen aan straatzijde gemarkeerd door ijzeren stoephekjes. De indrukwekkendste herenhuizen zijn:
        • Het Hoge Huis (Grootestraat 14). Herenhuis met voorname voorgevel uit ongeveer 1900. Hoogste huis van Batenburg met aan de rechter zijkant van het huis dichtgemetselde vensters. Zo ontdook men vroeger de belastingen, die op ramen geheven werden.
        • Huis Steenbergen (Grootestraat 30). Herenhuis uit rond 1810 met houten kroonlijst.
      • De Munte (Grootestraat 13). Voormalig munthuis uit rond 1600 waar tussen 1351 en 1622 munten geslagen werden. Later is het gebouw in gebruik genomen als boerderij.
      • Boerderij (Grootestraat 15). Witgepleisterde boerderij onder pannen dak, met stoephekjes.
    • Kerken, pastorieën en klooster
      • Oude Sint-Victorkerk (Kruisstraat 7) is een laatgotische kerk uit de eerste helft van de dertiende-eeuw met een korte kerktoren en een kerkklok uit 1600. De kerk werd in 1443 op verzoek van Dirk II van Bronckhorst-Batenburg verheven tot kapittelkerk, een kerk waaraan een christelijk bestuurscollege (seculier kapittel) verbonden is. Gedurende de tachtig jarige oorlog (1568-1648) is een groot deel van de kerk verloren gegaan en in de zeventiende-eeuw zijn alleen de toren en het schip gerestaureerd. De kerk heeft een bijzonder indrukwekkend interieur en bevat in het bijzonder een vrij complete reeks mooie rouwborden.
        • Epitaaf, Rouwborden en Wapenborden. In totaal 10 herdenkingsborden (1635-1756) waarvan acht betrekking hebben op heren en vrouwen van Batenburg.
          • Monumentale rouw-epitaaf in de vorm van een rouwbord
            • Willem Adriaan graaf van Horne (†1694). Groots ongeveer 5,5 meter hoog en 4 meter breed rouwbordvormige epitaaf dat de volle hoogte van de zijbeuk beslaat. Deze rouwepitaaf is omgeven met veel wapentuig.
          • Rouwborden. Op zwart hout geschilderde en gebeeldhouwde 1,4-4 meter hoge herdenkingsborden ter nagedachtenis aan de heren en vrouwen Batenburg van de families Bronkhorst – Batenburg, Horne en Bentheim – Steinfurt.
            • Lodewijk graaf van Nassau-Ottweiler (†1699).
            • Anna gravin van Nassau-Grimhuizen (†1721).
            • Statius Philippus, Graaf van Bentheim-Steinfurt (†1749).
            • Johanna Sidonia, Gravin van Bentheim-Steinfurt geb. Horne’ (†1752).
            • Heilewigt van Peterson geb. Noodt (†1756).
          • Wapenborden. Relatief kleine ruitvormige panelen uit de zeventiende- en achttiende-eeuw.
            • Agnes von Kettler zu Nesselrath (†1635).
            • Jacomyna Hoffmans (†1645).
            • Niet geïdentificeerd persoon (†1647).
            • Anna Maria Storm van Werle’ (†1658).
            • Frederik Willem van Bronckhorst-Batenburg-Stein (†1659).
        • Ridderzerk en grafzerken
          • Ridderzerk. In de westmuur van het schip bevindt zich een gotische grafzerk van Gijsbrecht van Bronckhorst – Batenburg (†1429), wiens voeten op een hond rusten.
          • Grafzerken. Vijf zeventiende-eeuwse grafzerken die zijn opgenomen in de dooptuin.
            • Johannes Grawe (†1540),
            • Govert Cornelis Muntgesel (†1616). Voormalige muntmeester van Batenburg.
            • Iohan Antonis van Ravestein (†1618),
            • Jacomyna Hoffmans (†1645),
            • Hendrik Breyer (†1666). Stadhouder, Rechter, Dijkgraaf en Tollenaar op de Maas.
        • Grafelijke grafkapel uit 1619 met portaal uit 1714.
        • Overige interieurstukken
          • Gravenbank. Overhuifde herenbank met wapenschild van de graven van Horne uit rond 1665.
          • Dooptuin
            • Doopvont. Romaans doopvont uit de dertiende-eeuw
            • Preekstoel. Gotische rijk bewerkte preekstoel uit 1665.
            • Doophek en koorbanken uit rond 1665.
            • Voorzangerslezenaar uit 1669.
          • Orgel. Crane-orgel uit 1770 in een orgelkas met beeldhouwwerk bestaande uit putto-beeldjes (mollige kinderfiguurtjes) in Lodewijk XV-stijl.
          • Predikantenborden. Uit de negentiende en twintigste eeuw stammende predikantenborden met de namen van alle predikanten sinds 1608.
          • Glas-in-loodpaneel boven de toegangsdeur aan de zuidzijde van de kerk met daarin het wapen van Batenburg.
      • Pastorie Oude Sint-Victorkerk (Grootestraat 11). Gebouw uit 1902.
      • Nieuwe of Rooms-Katholieke Sint-Victorkerk (Molendijk 3) in neogotische stijl uit 1875. Bijzonder aan deze kerk is dat hij zeer smal is: het schip is niet veel breder dan de kerktoren. De kerk werd in 2019 aan de eredienst onttrokken en verkocht aan een particulier.
        • Nadat de hervormden in 1608 de Oude Sint-Victorkerk in Batenburg in gebruik hadden genomen en als gevolg van de Reformatie (zestiende-eeuw) gingen de katholieken van Batenburg eeuwenlang kerken in het aan de overzijde van de Maas gelegen dorp Demen. Demen behoorde tot het Land van Ravenstein waar wel godsdienstvrijheid heerste en waar de rooms-katholieke eredienst ongehinderd plaats kon vinden.
        • Door een grote schenking van de rijke boerenfamilie Steeg werd tussen 1873 en 1875 de nieuwe katholieke Sint-Victorkerk gebouwd. Het gezin Steeg woonde in Lienden, een buurtschap hemelsbreed 2,5 kilometer zuidoostelijk van Batenburg. Het verhaal gaat dat de Steegs de kerk hoog op de dijk hebben laten bouwen zodat ze hem vanuit Lienden goed konden zien.
      • Voormalige pastorie Nieuwe Sint-Victorkerk (Molendijk 1). Eclectisch gebouw uit ongeveer 1875.
      • Poort naar voormalige klooster (Grootestraat tussen 21 en 23). Poort met daarboven een oude gevelsteen die de eerste steenlegging in 1880 gedenkt van het voormalige zusterklooster (op de plaats van de huidige woningen op no. 17-27). Hier was de hoofdingang van het ook door de familie Steeg gefinancierde klooster. De zusters vertrokken weer in 1930 en in 1984 is het kloostergebouw gesloopt.
    • Voormalige stadsboerderijen. In het centrum van Batenburg bevinden zich tientallen historische, veelal witgepleisterde met pannen en/of rietgedekte stadboerderijen die later meestal verbouwd zijn tot woonhuis. Deze boerderijen leveren een belangrijke bijdrage aan de pittoreske sfeer van het stadje.
      • Boerderij (Kerkstraat 1) uit de zestiende-eeuw met een kattenrug (kromme nokbalk).
      • Boerderij (Kerkstraat 5) uit rond 1700, die met de voorkant naar het oude kerkhof.
      • Boerderij /Custerie (Kerkstraat 9). Witgepleisterde pannen gedekte, boerderij uit rond 1700, die met de voorkant naar het stadsplein en oude kerkhof staat.
        • Hier woonde in het verleden de koster van de kerk en het was tussen 1550 en 1835 de kosterij en daarmee de school van Batenburg. Vanouds was de koster voorlezer, voorzanger en schoolmeester tegelijk.
      • Boerderij (Kerkstraat 11) uit rond 1600, die met de voorkant naar de stadspomp staat.
      • Boerderij (Kruisstraat 10). Bakstenen boerderij met opkamer en kelder en aangebouwd bakhuis uit de zeventiende eeuw.
      • Boerderij (Kruisstraat 15) uit rond 1700.
      • Boerderij (Hoppenhofstraat 1) uit rond 1825 met de inrijdeuren van de stal naar de Stadswal.
      • Boerderij (Stadswal 4) uit rond 1700 die met de achterkant naar de Stadswal staat.
      • Boerderij (Veerstraat 2). Bakstenen boerderij uit 1860 met dwarsgeplaatst woonhuis.
    • Voormalig Veerhuis (Veerstraat 1). Gebouw uit 1875 aan straat naar pontveer.
    • Bleek (Veerstraat achter 2). Hier werd vroeger de in de Maas gewassen was op het grasveld te bleken gelegd.
    • Gehuchten in het buitengebied van Batenburg
      • Den Hoef (Hoefweg 5-9)
      • Lienden (Jan Steegweg 1-9)
      • Laak (Wethouder Bankenstraat bij 4-18)
bike

Activiteiten

Eten en drinken

Eten & drinken

  • Uitbaeterij De Viersprong (Grootestraat 44).
  • Accomodatie Buitenlucht (Walstraat 2A, Appeltern).
  • Bistro tante Es (Maasdijk 67, Demen).
Overnachten

Overnachten in Batenburg

  • Vakantieparken
  • Hotels
    • De Keurvorst (Marktstraat 14, Ravenstein).
  • Vakantiewoningen
    • Sluishoofdhuisje (Molendijk 9).
  • Vakantieboerderij ’t Kuyperke (Liendensedijk 5).
  • B&B‘s
    • B&B Appeltern (Walstraat 13, Appeltern).
    • T Appelstekje (Elberseweg 1, Appeltern).
    • De Terp (Flerdeweg 14, Hernen).
  • Camping

Landschap en Natuur in Batenburg

Batenburg ligt in het Land van Maas en Waal bij een voormalige meander op de noordelijke oeverwal van de Maas. Het landschap rond Batenburg heeft de voor het Nederlandse rivierengebied karakteristieke landschapsopbouw met uiterwaarden, oeverwallen, rivierduinen (donken) en komgronden.

Voor de aanleg van dijken in de dertiende en veertiende eeuw was de omgeving van Batenburg een groot overstromingsgebied van de Maas. Deze rivier overstroomde regelmatig en zette dan het in het rivierwater zwevende sediment af. Hierbij sloegen dicht bij de rivierbedding de zwaarste deeltjes (zand en grind) neer en vormde zo de iets hoger gelegen oeverwallen. In de laatste ijstijd was het koud en guur, waardoor het landschap slechts schaars begroeid was. De harde wind resulteerde in zandverstuivingen waardoor er rivierduinen (donken) ontstonden.

Verder weg van de rivier neemt de stroomsnelheid van het hoge water af en kwamen de fijnste deeltjes (klei, leem) tot bezinking en vormden daar de komgronden. Omdat de toen onbedijkte rivieren regelmatig overstroomden, werd de kleilaag van de komgebieden steeds dikker. Deze zware humeuze klei laat slecht water door en daarom waren komgronden niet alleen vruchtbare maar ook natte gronden. Rond 1300 werden de venige komgebieden ontgonnen door het graven van een wetering met dwarssloten.

De hoger gelegen oeverwallen zijn vanouds in gebruik als woonplaats, als akkerland en als boomgaard. De uiterwaarden zijn vrijwel uitsluitend in gebruik als wei-en hooiland. Op enkele plaatsen langs de Maas zijn de uiterwaarden zo hoog opgeslibd, dat de buitendijkse gronden hoger liggen dan de polder en ook geschikt zijn voor akkerbouw (zoals ten zuidwesten van Batenburg). In het verleden waren de komgebieden zeer nat en werden ze extensief gebruikt als hooiland. Meer specifieke gebruiksvormen van de komgronden waren eendenkooien en grienden.

In Batenburg liggen diverse natuurgebieden die karakteristiek zijn voor het historische cultuurlandschap van de streek, waaronder:

  • Liendense Waard (tussen Batenburg en Niftrik zuidwestelijk van Rijswaard). Uiterwaardegebied naast de oude Maasmeander bij Batenburg die bij de kanalisatie van de Maas in 1937 was afgesneden. In het kader van het project Ruimte voor de Rivier is de oude Maasarm in 2009 opnieuw uitgediept en stroomt hij nu weer vol bij hoog water. De Liendense Waard bestaat uit (i) ruig grasland dat begraasd word door runderen, (ii) een plasdrasterrein dat veel steltlopers, weidevogels en trekvogels aantrekt, (iii) diverse poelen en (iv) een ooibos van wilgen en elzen. Het natuurgebied is een overgangszone met aflopende oevers daardoor een grote diversiteit aan planten. Ook komt er een grote variatie aan vogels en komen de Bever en de Das er voor.
  • Eendenkooi Batenburg (Bergharensestraat, 500 meter noordelijk van Hoefweg 4). Eendenkooien zijn vanginrichtingen voor wilde eenden en andere eendachtigen, zoals talingen en pijlstaarten. Eendenkooien liggen op een door kwelwater gevoede natte lage plek achter de rivierdijk. Omdat kwelwater in de winter niet bevriest trekken dergelijke gebieden veel eenden en andere watervogels aan.
    • Eendenkooi Batenburg heeft vier vangpijpen en is omgeven door een kooibos en wilgengriend. Het oorspronkelijke kooibos bestaat grotendeels nog uit oude knotbomen van Es, Zomereik, Witte els en Schietwilg met oude Gladde iep. Het kooibos en de grienden worden nog actief beheerd en er wordt regelmatig bijgeplant.
    • Vanwege de absolute rust die nodig is voor het functioneren van een eendenkooi is vanouds in de wet het afpalingsrecht rondom een eendenkooi vastgelegd. Dit houdt voor de Batenburger eendenkooi in dat er binnen een cirkel van 753 meter (ofwel 200 Rijnlandse roeden) vanuit het midden van de kooiplas geen handelingen mogen worden verricht die de rust in de eendenkooi kunnen verstoren. Om het recht van afpaling te behouden moeten de kooi ‘vangklaar’ zijn: ze moeten in een zodanige onderhoudstoestand verkeren dat het mogelijk is om eenden te vangen.
    • Eendenkooi Batenburg is een van de weinige eendenkooien in Nederland waar nog voor consumptie gevangen wordt (voor lokale restaurants).
  • Laakse Bos (Laaksestraat bij 7). Moerasbosgebied met cultuurhistorische relicten van een oude dijkdoorbraak, zoals een (verlandde) kolk en een verlegde dijk, zichtbaar als verbreding van de huidige dijk.
  • Elzenpas (Laaksestraat bij 11). De Elzenpas is een moerasbos dat diende om de dijk stabiel te houden. Het water in de pas diende om tegendruk te geven aan het water dat onder de dijk door zou kunnen gaan. Hetzelfde geldt voor de percelen langs de oude dijk bocht.