‘t Gein – Middeleeuwse satellietstad van Utrecht

8 minuten leestijd

‘t Gein is een gehucht middenin Nieuwegein met ongeveer 15 inwoners en de kleinste stad van Nederland. Van de eens zo bedrijvige tolhavenstad, die in de twaalfde en dertiende eeuw van cruciaal belang was voor het economische succes van de stad Utrecht, is niet veel meer over. ’t Gein lag aan het kanaal de Vaartse Rijn, in die tijd de doorgaande route van Utrecht naar Holland en het Duitse achterland. Bij de nederzetting lag een dam in het kanaal om de streek tegen hoog rivierwater te beschermen. Hier moesten scheepsladingen worden overgeladen en inde de bisschop van Utrecht tol.

Nadat in 1285 de open vaarverbinding met de Lek werd afgedamd nam het economische belang van ’t Gein snel af. Maar de plaats bleef strategisch belangrijk als vooruitgeschoven post van het Nedersticht in het grensgebied met Holland. Om zichzelf beter te kunnen verdedigen kreeg ‘t Gein in 1295 stadsrechten. Veel hielp dit niet: het stadje is door de eeuwen heen zeker vijf keer geplunderd en in brand gestoken. Na 1476 waren er te weinig inwoners over om aan de stadse verplichtingen te voldoen en uiteindelijk verschrompelde ‘t Gein tot een gehucht dat eeuwenlang bestond uit slecht zes boerderijen. Sinds 1971 is de voormalige heerlijkheid ’t Gein een wijk in de gemeente Nieuwegein.

Overslagplaats bij de Randijk

Van doorslaggevend belang voor het ontstaan van ‘t Gein was de beslissing van de bisschop van Utrecht in 1122 om de Kromme Rijn af te dammen bij Wijk bij Duurstede omdat hij het gebied ten oosten van Utrecht wilde ontginnen. Hierdoor verzande de Kromme Rijn snel en raakte de cruciale verbindingsweg van de stad Utrecht met het Duitse achterland geblokkeerd.

Daarom kreeg Utrecht in 1127 toestemming om vanaf de Stadsbuitengracht een kanaal, de Vaartse Rijn, naar het zuiden te graven in de richting van de Hollandsche IJssel. Deze rivier had in die tijd bij het gehucht Klaphek een open verbinding met de Lek en daarmee was de vaarweg van Utrecht naar de Rijn en dus het Duitse achterland hersteld.

De Vaartse Rijn, een van de oudste kanalen van Nederland, werd in eerste instantie tot aan de Randijk gegraven. Deze van oost naar west lopende dijk flankeerde een oude Rijntak, het riviertje ‘t Gein, die van Schalkwijk richting Montfoort kronkelde. Zowel restanten van de Randijk (straat en fietspad met deze naam) als van deze oude Rijntak (onderdeel van het grachtenstelsel van Huis Oudegein dat uitmond in de Doorslag) bestaan nog steeds.

Bij de Randijk moesten de handelsgoederen over de dijk worden geladen en getransporteerd naar de 800 meter zuidelijker gelegen Hollandsche IJssel. Ook moesten de schippers hier tol betalen.

Doorslag Oudegeinse Poldermolen IJsselstee

Verplaatsing overslagplaats – Dam aan de Hollandse IJssel

Direct na de aanleg van het de Vaartse Rijn werd ook gestart met het inpolderen van het gebied tussen de Randijk en de Hollandse IJssel. Nadat in 1148 de dijken aan de noordkant van de Hollandse IJssel gereed waren, werd de Vaartse Rijn doorgetrokken tot aan de Hollandse IJssel. Vanwege de overstromingen die het gebied teisterden bij hoog water was het in die tijd een riskante onderneming om het kanaal direct op een rivier aan te sluiten. Daarom werd een dam in de Vaartse Rijn aangelegd bij de monding op de Hollandse IJssel. Vervolgens werd de Randijk doorgegraven (doorgeslagen), vandaar de naam Doorslag voor het laatste stuk van de originele Vaartse Rijn.

De overslagplaats voor goederen verplaatste zich naar deze nieuwe dam bij de Hollandse IJssel. Hier lag een overtoom en het is bekend dat er in 1244 een kraan bij stond waarmee de schepen in een keer over de dam konden worden getrokken.

Handelsplaats ’t Gein – Onderwerp van strijd

De overtoom creëerde veel bedrijvigheid en hier ontstond de nederzetting ‘t Gein. Het centrum van ’t Gein lag aan de oostzijde van de Doorslag, in wat tegenwoordig een vogelbroedgebied is in de zuidwest hoek van Park Oudegein.

De oudste vermelding van ’t Gein dateert uit 1200 toen de Rooms-Duitse koning aan de bisschop van Utrecht toestemming gaf om de IJsseltol te verleggen van Randijk naar de nieuwe dam bij ’t Gein.

De strategische ligging van ‘t Gein in het grensgebied van het Graafschap Holland en het Nedersticht en haar grote economische belang voor de stad Utrecht betekende dat er regelmatig om werd gevochten. Naar bekend werd de nederzetting voor het eerst verwoest in 1202. Maar ’t Gein herrijst uit zijn as en krijgt in 1217 toestemming om een eigen parochiekerk te bouwen en een eigen ‘kerspel’ te stichten. In 1225 wordt ‘t Gein opnieuw platgebrand.

Huis Oudegein – Toltoren

Ter bescherming van de bisschoppelijke tol bij de Randijk liet de bisschop van Utrecht al in de twaalfde eeuw aan de noordzijde van de Randijk een versterkte toren bouwen waar enkele tientallen soldaten huisden. Dit bisschoppelijke kasteel was een voorganger van het huidige Huis Oudegein. Nadat de tol in 1200 naar het zuiden werd verplaatst bleef deze toren op de oorspronkelijke locatie aan de Randijk staan. Tijdens verwoestingen in 1225, 1332, 1355 en 1382 werd ook deze verdedigingstoren verwoest en telkens weer sterker herbouwd. De veertiende eeuwse stenen fundamenten van deze toren met bijna twee meter dikke muren vormen nog altijd deels het fundament van Huis Oudegein.

Het kasteel werd eerst Gein genoemd, maar om onderscheid te maken met de nieuwe locatie van de nederzetting ‘t Gein bij de dam aan de Hollandse IJssel, werd het kasteel later Oudegein genoemd. Vanaf de dertiende eeuw werd het kasteel in leen uitgegeven en werd het de zetel van de heren van Oudegein. In 1536 werd Oudegein als ridderhofstad erkend.

In 1633 onderging de versterkte woontoren een grote metamorfose en wordt het huidige, twee keer zo brede, statige buitenplaats gebouwd omringd door een park met lanen, boomgaarden en omgrachte smalle rechte stroken bos en weiland.

Poort Huis Oudegein

IJsseldam bij Klaphek – ’t Gein buitenspel gezet

Na 1285 waren de hoogtijdagen van ’t Gein, dat in die tijd ongeveer 600 inwoners had, over. Om een eind te maken aan de vele overstromingen van de Lopiker- en Krimpenerwaard in het grensgebied van Holland en het Nedersticht, gaf de bisschop van Utrecht op aandringen van de graaf van Holland toestemming om de Hollandse IJssel bij het gehucht Klaphek af te dammen.

Als gevolg daarvan had de Hollandse IJssel niet langer een open verbinding met de Lek. Al in 1286 begon Utrecht daarom bij Jutphaas een aftakking van de Vaartse Rijn naar de Lek te graven, de Nieuwe Vaart. Deze monde bij Vreeswijk uit in de Lek waar ook weer een dam in het kanaal werd aangelegd en ook kwam hier een tol. Daarmee nam Vreeswijk de rol van ’t Gein grotendeels over.

Omdat de Hollandse IJssel nog wel van regionaal belang was voor de handel tussen de Hollandse IJsselsteden IJsselstein, Montfoort, Oudewater en Gouda met Utrecht, was het belangrijk dat de Hollandse IJssel niet verzande. Daarom werd, nadat rond 1373 de dam bij Vreeswijk was vervangen door een schutsluis, de dam bij ’t Gein verwijderd. Hierdoor hadden de handelsschepen van de Hollandse IJsselsteden een rechtstreekse verbinding met de stad Utrecht en nam de bedrijvigheid in ’t Gein nog verder af.

Stadsrechten voor de vooruitgeschoven post ‘t Gein

Vreemd genoeg verleende de bisschop van Utrecht in 1295, nadat door de aanleg van de Nieuwe Vaart de rol van ’t Gein als tolhavenstad grotendeels was uitgespeeld, alsnog stadsrechten aan de nederzetting. Want het stadje mocht dan economisch niet echt meer van belang zijn voor Utrecht, ‘t Gein bleef een belangrijk strategisch gelegen steunpunt voor de bisschop van Utrecht in het grensgebied met Holland en de vrije heerlijkheid Vianen.

’t Gein vormde een veiligheidsbuffer voor het Nedersticht die de bisschop graag in stand wilde houden. Met de stadsrechten mochten de inwoners van ‘t Gein hun nederzetting voorzien van een stadsmuur en mochten ze zich zelfstandig verdedigen tegen aanvallers van buiten.

Stadsmuren zijn er nooit gekomen maar ‘t Gein had wel een stadsgracht. Veel hielpen deze versterking niet: in 1333, 1355 en 1402 werd ’t Gein telkens weer verwoest. Na deze laatste vernieling werd het stadje niet meer herbouwd.

Tijdelijke opleving – Nonnen op zoek naar een nieuwe kloosterlocatie

In 1423 stichtte een groep nonnen een kloostergemeenschap in ’t Gein nadat hun originele zusterhuis in Almkerk door de Sint-Elisabethsvloed van 1421 was verwoest. Zij lieten een klooster bouwen naast de kerk en pastorie van ’t Gein die nog resteerden na de plunderingen van 1402.

Het klooster wist van drie nonen met behulp van bruidsschatten en erfenissen uit te groeien tot een van de rijkste kloosters van het Nedersticht. In haar hoogtijdagen aan het begin van de zestiende eeuw woonden er ongeveer 180 nonnen. Uiteindelijk ging het klooster aan zede- en wetteloosheid en de opkomst van het protestantisme ten onder. In 1572 werd het klooster opgeheven en vertrokken de laatste nonnen naar een klooster in Utrecht.

Hoge jurisdictie overgedragen op de heer van Oudegein

In de hoogtijdagen van het klooster bleef het echter slecht gaan met de stad ’t Gein. In 1476 had het stadje onvoldoende poorters beschikbaar voor de schepenbank waardoor er ook personen uit omliggende kerspelen moesten worden benoemd. En in 1480 werd de kerkparochie van ’t Gein opgeheven omdat het kleine aantal parochianen het onderhoud van de kerk niet langer konden opbrengen. Daarna werd de kerk op kosten van het klooster gerestaureerd en aan het kloosterbezit toegevoegd.

Nadat het klooster in 1572 was verlaten raakten kerk en kloostergebouwen in verval. In 1637 werd ’t Gein’s status van hoge heerlijkheid overgedragen op de heer van Oudegein, Adriaan Ploos van Amstel. Hij en zijn opvolgers werden daarmee heer van Oudegein én ’t Gein. In de heerlijkheid ‘t Gein stonden in de zeventiende en achtiende eeuw niet meer dan zes boerderijen.

In 1798 wordt de heerlijkheid ‘t Gein opgeheven en bij Jutphaas gevoegd. Met de vorming van de groeikern Nieuwegein in 1971 is het voormalige heerlijkheid ’t Gein als de wijk ‘Park Oudegein’ opgegaan in de nieuwe gemeente.

verrekijker

Bezienswaardigheden in ’t Gein

  • Woonhuis Oudervreugd (Geinoord 2, Nieuwegein). Dwarshuis uit 1736 met zestiende eeuwse elementen. Voormalige woning van de rector van het nonnenklooster.
  • Historische Buitenplaats Oudegein
    • Huis Oudegein (Oudegein 1, Nieuwegein). Statig uit de gracht oprijzend rechthoekig landhuis uit 1633. De twee verdiepingen zijn aan de westzijde gebouwd op fundamenten van de oude veertiende eeuwse woontoren met 1,9 meter dikke muren. Het huis is bereikbaar via een dubbele brug waarvan de onderbrug toegang geeft tot de kelderverdieping en de bovenbrug tot het woongedeelte.
    • Boerderij met herenkamer (Oudegein 2, Nieuwegein). Rietgedekte hofstede uit de zeventiende eeuw op omgrachte voorburcht met aangebouwde, met pannen zadeldak bedekte, herenkamer met eigen toegang.
    • Bouwhuis (Oudegein 4, Nieuwegein). Bouwhuis uit rond 1665 op een tweede omgrachte voorburcht.
    • Moestuin (Oudegein bij 4, Nieuwegein). Moestuin op apart omgracht terrein met bakstenen moestuinmuur uit rond 1720.
  • Oudegeinse Poldermolen (Geinoord 10, Nieuwegein). Poldermolen uit 1666 voor de Oude Geinse polder gelegen aan de Doorslag.
  • Boerderij IJsselstee (Geinoord 12, Nieuwegein). Deels rietgedekte boerderij uit de zeventiende eeuw met daarin het streekmuseum en een kinderboerderij.
bike

Activiteiten in ’t Gein

Eten en drinken

Eten & drinken

  • Park Oudegein: Jack’s Grillhouse (Parkhout 2, Nieuwegein).
  • In Nieuwegein bevinden zich diverse restaurants
Overnachten

Overnachten

  • In Nieuwegein bevinden zich diverse overnachtingsmogelijkheden

Natuur & Landschap

Park Oudegein ligt als een groene oase middenin de jonge gemeente Nieuwegein, en grenst in het westen aan de Doorslag. In dit stadspark uit 1977 zijn de sporen van de oorspronkelijke Oude Geinse Polder, die tussen ’t Gein en Huis Oudegein lag, nog goed te herleiden. Het park bestaat uit een grote centrale vijver met daaromheen verschillende kleinere waterpartijen, bosjes en grasvelden aangelegd in de Engelse landschapsstijl.

Direct zuidelijk van Geinoord ligt het IJsselbos, een moerasbos langs de Kromme IJssel.