De Steden van Drenthe

9 minuten leestijd

Drenthe heeft slechts drie steden die ooit formeel tot stad zijn verheven. Twee van deze oude steden lagen op de locatie van één, van de slechts vier, historische toegangspoorten tot de centrale zandgronden van Drenthe, die in de middeleeuwen door laag- en hoogveenmoerassen omringd waren. Van deze drie steden, (i) vervulde vestingstad Coevorden primair een militair strategische functie, (ii) was Meppel, met haar verbinding naar de Zuiderzee, de belangrijkste handelsstad van Drenthe, en (iii) ontstond Assen primair als bestuurscentrum voor de provincie.

Deze middelgrote steden halen bij lange na niet de lijst met kleinste steden van Nederland. Omgekeerd liggen in Drenthe nog twee woonplaatsen met meer dan 25.000 inwoners waarnaar als stad wordt gerefereerd, maar die nooit stadsrechten hebben ontvangen: Emmen en Hoogeveen.

De drie historische steden van Drenthe

  1. Coevorden. Vestingstad met 15.890 inwoners
  2. Meppel. Handelsstad met 31.475 inwoners.
  3. Assen. Bestuursstad met 69.701 inwoners.

Het verhaal van de Steden van Drenthe

Dat Drenthe slechts drie steden met historische stadsrechten heeft, is erg weinig voor deze qua oppervlakte middelgrote Nederlandse provincie. Drenthe was tot een paar eeuwen geleden grotendeels bedekt met uitgestrekte ontoegankelijke veenmoerassen en heidevelden met stuifzandgronden. Dit zorgde er niet alleen voor dat het gebied slecht bereikbaar was, maar ook dat de bewoners er veelal in armoedige omstandigheden leefden.

In 1046 schonk de Rooms-Duitse keizer het voormalige graafschap Drenthe aan de Bisschop van Utrecht, die daarmee de landsheer van Drenthe werd. Drenthe werd samen met Overijssel bestuurd als het Oversticht.

Maar omdat Drenthe in een uithoek van het aanzienlijke territorium van de bisschoppen lag, lieten deze dit afgelegen arme gewest grotendeels links liggen. In de praktijk bestuurden de Drenten dan ook zichzelf. Tot rond 1600 besloten de zelfvoorzienende dorpsgemeenschappen gezamenlijk wat er in hun dorp moest gebeuren. Echter, voor de rechtspraak hadden combinaties van dorpen zich verenigd in zes rechtsgebieden, de dingspillen.
De hoofdplaatsen van deze dingspillen waren bovendien de oer-parochies van waaruit Drenthe is gekerstend: de zes oudste kerken van Drenthe staan in de zes hoofdplaatsen van de dingspillen (Sleen, Beilen, Diever, Rolde, Vries en Anloo). In deze kerken werden tevens de rechtszittingen gehouden.

Topgevel.Koopmanswoning.1631.Coevorden

Geen van deze hoofdplaatsen groeide uit tot stad. In grote delen van het middeleeuwse Drenthe was amper voldoende voedsel voor de dorpsgemeenschappen zelf, laat staan dat er overschotten waren die verhandeld konden worden. Ook waren er geen middelen beschikbaar om producten van elders te kopen. Met uitzondering van de op strategische handelsroutes gelegen steden Meppel en Coevorden, ontbrak het in Drenthe dan ook aan een economische basis voor het ontstaan van meer steden.

Daarnaast was er amper sprake van feodalisme in Drenthe, terwijl stadsrechten veelal een uitvloeisel hiervan waren. Van de vier heerlijkheden die Drenthe gekend heeft, ontstonden er slechts twee in de middeleeuwen, Coevorden en Ruinen. Deze feodale rechtsgebieden waren ‘vrije heerlijkheden’, ofwel zelfstandige ‘ministaatjes’, die bestuurd werden door de kasteelheer vanuit het in de heerlijkheid gelegen kasteel. Van deze twee heerlijkheden, kreeg de nederzetting Coevorden waarschijnlijk al voor 1300 stadsrechten van de toenmalige heer van Coevorden, die later bevestigd werden door de Bisschop van Utrecht. Ruinen is altijd een dorp gebleven.

De andere twee heerlijkheden, Echten en Hoogersmilde, kregen hun heerlijke rechten pas in de zeventiende eeuw. Ze werden door het Drentse bestuur verleend om de ontginning en exploitatie van de er gelegen grote veengebieden te stimuleren. Maar voordat de nieuwe nederzettingen in het ontgonnen gebied tot wasdom waren gekomen, waren in 1795 de heerlijkheden al opgeheven.

Formeel kent Nederland tegenwoordig zelfs geen steden meer. Sinds de invoering van de Gemeentewet in 1851 is er geen onderscheid meer tussen steden en dorpen en kent Nederland alleen nog maar woonplaatsen en gemeenten. Er bestaat tegenwoordig dan ook geen definitie van stad. Echter, er bestaan wel grotere woonplaatsen, waaraan in het verleden nooit middeleeuwse stadsrechten zijn toegekend en die ook niet per koninklijk besluit tot stad zijn verheven, waarnaar als stad wordt gerefereerd.

Voor zulke ‘nieuwe steden’ worden het voorzieningenniveau (zoals de aanwezigheid van een ziekenhuis, middelbare school en station) en/of het aantal inwoners als graadmeter gebruikt. Veelal wordt 50.000 inwoners als grens tussen stad en dorp gehanteerd, maar sommigen leggen de grens al bij 25.000 inwoners. Met deze criteria, kent Drenthe nog één, of twee, steden zonder ‘historische stadsrechten’;

De nieuwe steden van Drenthe

  1. Emmen. ‘Stad’ met 58.775 inwoners.
  2. Hoogeveen. ‘Stad’ met 40.675 inwoners.

Deze beide ‘steden’ hebben de ontginning van het hoogveen, dat eens grote delen van het oosten van Drenthe bedekte, te danken aan hun bestaan (Hoogeveen) of groei (Emmen).

1. Coevorden – Kasteelstad in het Bourtangermoeras

Coevorden is een vestingstadje in het zuidoosten van Drenthe, aan de grens met Duitsland en Overijssel. Dit kasteelstadje is ontstaan op een smalle hogere zandrug door het uitgestrekte Boertangermoeras bij enkele, van de zeldzame, doorwaadbare plaatsen (‘vorden’) door grotere veenriviertjes. De zandrug was eeuwenlang de enige doorgaande route door dit ontoegankelijke hoogveengebied. Belangrijke middeleeuwse landwegen, zoals die tussen de Hanzesteden Groningen, Stavoren, Zwolle en Deventer en die in het Duitse achterland liepen daardoor door Coevorden.

KasteelCoevorden

Nadat de Rooms-Duitse keizer in 1024 de bisschop van Utrecht begunstigd had met Drenthe, liet de bisschop bij Coevorden een kasteel bouwen. Daar installeerde hij een burggraaf die het gewest namens hem bestuurde. Bovendien werd vanuit Kasteel Coevorden tol geheven op de handelswaar en het gebied beschermd tegen vijandelijke aanvallen. De voorburcht van het kasteel, waar de handelsroutes elkaar kruisten, groeide uit tot een handelsnederzetting en al in 1298 werd Coevorden een stad genoemd.

Vanwege haar militair-strategische ligging was Coevorden eeuwenlang het toneel van strijd. Niet alleen hadden verschillende landsheren hun oog op dit strategische stadje laten vallen, ook waren er regelmatig conflicten tussen de burggraven van Coevorden en de bisschoppen van Utrecht. De burggraven hadden namelijk het eigendom van een groot grondgebied rondom het stadje verzameld. Zo ontstond de vrije heerlijkheid ‘Stad en Land van Coevorden’, een onafhankelijk ministaatje.

De burggraven, tevens vrijheren, van Coevorden stelden zich steeds onafhankelijker op, en kwamen vanaf de twaalfde eeuw in opstand tegen het bisdom. Dit lieten bisschoppen niet over hun kant gaan, en er vonden met grote regelmaat gevechten tussen de troepen van beide partijen om het bezit van Coevorden plaats. Maar ook nadat de bisschoppen van Utrecht in 1395 Coevorden hadden heroverd, en de burggraven hun macht kwijtraakten, bleef het stadje regelmatig onderwerp van strijd.

Aanvankelijk was Coevorden slechts versterkt door een wal met palissade en een gracht. Nadat het in de Tachtigjarige Oorlog (1568-1648) in 1594 door Staatse troepen op de Spanjaarden was heroverd, werd rondom kasteel en nederzetting een stervormige vesting aangelegd. Maar ook in de eeuwen erna bleef Coevorden het toneel van felle strijd tussen een scala aan landsheren. De vestingwerken werden nog diverse malen aangepast aan de nieuwste militaire eisen. Nadat de vesting Coevorden in 1858 was opgeheven werden de vestingwerken ontmanteld. Tegenwoordig resteren, het aan het kasteel vastgebouwde gouverneurshuis, waar de bevelhebber zetelde, de voormalige kazernes, militaire pakhuizen en delen van de vestinggracht van de eens zeer imposante Vesting Coevorden. Deze vormen beschermd stadsgezicht Coevorden.

In de loop van de achttiende eeuw nam het belang van Coevorden af. Tijdens de ontginning van het Bourtangermoeras was het nog even een doorgangsplaats voor turfschippers. Voor hen werd vlak bij het kasteel een binnenhaven gegraven met daarlangs pakhuizen, waarvan er nog enkele resteren. Maar deze doorvoerhaven functie verviel nadat het hoogveen was afgegraven.

De laatste decennia neemt Emmen langzaamaan de regiofunctie van Coevorden over, en drijft Coevordens’ economie op een breed scala aan MKB bedrijven. Kasteel Coevorden met naastgelegen Gouverneurshuis vormt echter nog altijd het middelpunt van dit stadje. Het huidige Kasteel Coevorden is in 1970 herbouwd op de kasteelruïne uit 1522, en bevind zich op het 2 meter hoge restant van de middeleeuwse motte.

Wat is er te Zien en Doen in Coevorden (Kasteel bij 29, Coevorden)?

2. Meppel – Belangrijkste Handelsstad van Drenthe

Meppel ligt in het uiterste zuidwesten van Drenthe, aan de grens met Overijssel. Het is ontstaan daar waar de rivieren en beken van Drenthe op het laagste punt bij elkaar komen in het Meppelerdiep, die verder stroomde naar de Zuiderzee. Hierdoor had Meppel enerzijds een goede vaarverbinding met de Zuiderzeesteden, en anderzijds met de dorpen in haar achterland en was één van de vier historische toegangspoorten tot de centrale zandgronden van Drenthe.

Havens.Meppel.2

In 1460 krijgt Meppel haar eerste stadse privilege, het marktrecht, van de bisschop van Utrecht. Daarna neemt het belang van Meppel snel toe en wordt het marktstadje de belangrijkste handels- en nijverheidsstad van Drenthe. In de eeuwen erna krijgt het nog diverse andere stadsrechten, en in 1809 verheft Lodewijk Napoleon, koning van Holland, Meppel bovendien ook per koninklijk besluit in de rang van stad. De kleine stadswaag tegen de toren van de Grote Kerk uit 1617, de veel grotere Stadsherberg met waag (Wheemgebouw) uit 1880 en diverse historische pakhuizen herinneren nog aan Meppels’ handelsverleden.

Rond 1625 begon een volgende bloeiperiode voor Meppel. Toen werd het dikke hoogveenpakket in het oosten van Drenthe door veencompagnieën grootschalig afgegraven, voor de winning van turf. Deze turf werd over riviertjes en nieuw gegraven turfvaarten, zoals de Hoogenveense Vaart, naar Meppel verscheept. Daar werd de turf in grotere schepen overgeladen voor de reis over de Zuiderzee naar Holland. Zo werd Meppel een belangrijke doorvoerhaven.

Maar ook het belang van Meppel als handelsstad nam verder toe. De goederen die de turfschippers in hun lege schepen mee terugbrachten uit het Holland, werden er verhandeld. Ook nam de veeteelt in veenweidegebieden in de directe omgeving van Meppel enorm toe, en was Meppels’ botermarkt rond 1900 zelfs de op twee na grootste van Nederland.

De ruime beschikbaarheid van turf trok ook allerlei nieuwe industrieën aan, zoals kalkbranderijen die uit schelpen schelpkalk produceerden als grondstof voor metselspecie. In het noorden van Meppel staan aan de Drentsche Hoofdvaart, waarmee turf vanuit het noordoosten van Drenthe werd aangevoerd, nog altijd drie monumentale kalkovens met hun typische kegelvormige torens.

Nadat vanaf de negentiende eeuw het belang van vervoer over land toenam, wist Meppel haar regionale handelsfunctie te behouden door te investeren in de aanleg, en verbetering, van landwegen met omliggende plaatsen. Ook verwierf het in 1868 een halteplaats op de spoorlijnen Zwolle-Groningen en Zwolle-Leeuwarden. Dit gaf een impuls aan Meppels’ bedrijvigheid en welvaart. Er werden tussen het station en het stadscentrum vele fraaie herenhuizen gebouwd en ook werd het ruim opgezette, villapark Wilhelminapark aangelegd. Deze tussen 1850-1940 ontstane wijk Meppel – Oud-Zuid is een beschermd stadsgezicht.

Wat is er te Zien en Doen in Meppel (Kerkplein bij 21, Meppel)?

3. Assen – Van verlaten klooster tot provinciaal bestuurscentrum

Assen is de hoofdstad van Drenthe en is ontstaan nadat in 1588 de Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden ontstond. Nederland werd toen bestuurd door de Staten-Generaal. Drenthe was onderdeel van de Republiek, maar dit arme gewest had geen zitting in de Staten-Generaal. Deze drong aan op een nieuw, centraal, bestuur voor Drenthe met daarin naast de Drost, tevens gouverneur van de vesting Coevorden, afgevaardigden van de dingspillen en heerlijkheden.

Er werd gekozen voor Assen als nieuw bestuurscentrum. Assen lag redelijk in het midden van Drenthe, was geen concurrent voor de dingspillen en er bevond zich het, sinds de reformatie verlaten, klooster ‘Maria in Campis’. Het hoofdgebouw van dit omgrachte klooster werd in gebruik genomen als de vaste vergaderplaats voor het nieuwe College van Drost en Gedeputeerden van Drenthe.

Gouvernementsgebouw.Assen

Klooster Maria in Campis was in 1258 gesticht op een iets hoger gelegen zandplateau bij het riviertje de Weiersloop. Later groeide de voorhof van dit klooster uit tot een handelsnederzetting rondom de tegenwoordige, veelhoekige, Brink. Dit kloosterhof, een gebied van ongeveer 350 bij 350 meter, was omringd door gegraven singels en de westelijk ervan stromende Weiersloop. Deze zijn later grotendeels gedempt, maar de huidige straatnamen (Weierstraat Gedempte Singel, Noordersingel, Oostersingel, en Zuidersingel) herinneren er nog aan. Van het oorspronkelijke klooster resteren slechts muren in de Abdijkerk en in het Drents Archief, de oudste stukjes Assen.

Nadat de Drentsche Hoofdvaart, die Assen met Meppel verbind, in 1780 gereed kwam ging Assen ook een rol spelen als handelscentrum. In 1809 verhief Koning Lodewijk Napoleon Assen per Koninklijk Besluit tot stad en in 1814 werd Assen ook formeel de hoofdstad van Drenthe.

Buitenplaats.Overcingel

In die tijd kregen bestuurders geen salarissen en deze functies waren daarmee slechts weggelegd voor de rijke elite. Deze lieten vanaf 1780 rondom het bestuurscentrum deftige patriciërshuizen bouwen, veelal omringd door fraaie tuinen, met de in het centrum gelegen buitenplaats Overcingel als markant voorbeeld. Maar ook aan de Dr. Nassaulaan en het aan beide zijden van De Vaart, de Assense binnenhaven, verrezen verschillende voorname herenhuizen.

Daarnaast werd in het tweede kwart van de negentiende eeuw, op nog geen kilometer zuidwestelijk van het historische centrum, het Asserbos met hertenkamp aangelegd. Dit bos had in eerste instantie een dubbelfunctie als productiebos en parkbos. Nog altijd is het Asserbos een fraai stadsbos met daarin twee stervormige wandellanen, vijvers en een beekje.

Het provinciebestuur van Drenthe zetelden tot 1973 aan de Brink in Assen, vanaf 1887 in het fraaie Gouvernementsgebouw. Daarnaast liggen aan de Brink nog altijd diverse andere historische bestuursgebouwen, zoals het Drostenhuis, het Drents Archief en het Ontvangershuis. De historische stadskern en het Asserbos vormen samen het beschermde stadsgezicht Assen.

Wat is er te Zien en Doen in Assen (Brink bij 1, Assen)?