Hulst – Van Handelsstad tot Vestingstad

8 minuten leestijd

Hulst is een van de mooiste vestingsteden en oudste steden van Nederland. Deze Zeeuws-Vlaamse stad kreeg al in 1180 stadsrechten. Het lag relatief hoog in een kweldergebied en had een haven met een open zeeverbinding. Het rondom de plaats op grote schaal geproduceerde zout en turf werd in Hulst verhandeld en naar de grote steden in het Vlaamse achterland getransporteerd. Maar ook was er in de middeleeuwen in Hulst internationale handel met diverse Europese regio’s.

Daarnaast werd na inpoldering Hulst de hoofdplaats van het omliggende platteland, de Hulster Ambacht. Dit vruchtbare zeekleigebied was cruciaal voor de productie van graan voor de snel groeiende Vlaamse bevolking. Bovendien leverden de schaapskudden die op de schorren graasden wol voor de lakens die in Hulst geproduceerd en verhandeld werden.

Aan het eind van de vijftiende-eeuw nam de groei van Hulst af door slepende conflicten tussen de Vlaamse steden en Vlaamse graven en doordat de Saxvliet, de havengeul die de haven van Hulst met de Westerschelde verbond, verzande. In de eeuwen erna raakte Hulst herhaaldelijk bij oorlogsgeweld betrokken en werd diverse malen veroverd, in het bijzonder tijdens de tachtigjarige oorlog toen Hulst onderdeel was van de Spaans-Staatse linies. De uit 1621 stammende vestingwallen zijn nog volledig intact en ook zijn nog vier van de stadspoorten in de vestingwal aanwezig.

In het beschermde stadsgezicht Hulst zijn de imposante vijftiende-eeuwse St. Willibrordus basiliek en het in gotische stijl gebouwde stadhuis uit 1534 beeldbepalend. Ook bijzonder in Hulst zijn een drietal vluchtkloosters of refugiehuizen, waar de monniken van in de Hulster Ambacht gelegen kloosterboerderijen zich terugtrokken wanneer er gevaar dreigde.

Hulst – Omringd door bodemschatten

Hulst wordt voor het eerst genoemd in 861 in een kroniek over koning Karel de Kale. De nederzetting is ontstaan op een dekzandrug die ligt tussen Zuiddorpe en Hulst en die een tot twee meter boven de omgeving uitsteekt. Deze dekzandrug is gevormd tijdens de laatste ijstijd toen de wind een tiental van het zuidwesten naar het noordoosten lopende dekzandruggen, ongeveer parallel aan de grens met België, in Zeeuws Vlaanderen heeft opgeworpen.

Na de laatste ijstijd steeg de zeespiegel en rond 2500 voor Christus sloot de kustlijn van West-Nederland zich vrijwel geheel. Hierdoor verdween het waddengebieden dat daar lag en werd het land achter de strandwallen afgesloten van de zee. Regenwater en rivierwater konden slecht worden afgevoerd waardoor het grondwaterniveau in het gebied steeg en het water er steeds zoeter werd. Hierdoor trad veenvorming op en rond 500 voor Christus was Zeeuws Vlaanderen, net als de rest van de westkust van Nederland, vrijwel geheel overveend.

In de periode tussen 500 voor Christus en het begin van de jaartelling sloeg de zee gaten in de strandwallen. Hierdoor kreeg de zee toegang tot het achterliggende land en ontstond er een getijdengebied. Rond 250 na Christus was vrijwel al het veen in Zeeuws Vlaanderen weggeslagen of, door de vele overstromingen, met zeewater doordrenkt en bedekt met een enkele decimeters tot meer dan een meter dikke laag zeeklei.

De kreken in dit getijdengebied werden steeds bredere geulen. Een van deze getijdegeulen, de 12 kilometer lange Saxvliet, rijkte vanaf de huidige Westerschelde, ongeveer ter hoogte van het buurtschap Kampen, tot aan de dekzandrug van Hulst. De Saxvliet was eeuwenlang de havengeul die rijkte tot in de haven aan de noordwestkant van Hulst, de Saxhaven.

Sint Willibrordusbasiliek Hulst

Moernering – Grootschalige zout en turfwinning

Aan de basis van de economische bloei van Hulst lag de zoutwinning uit het met zeewater overspoelde veen (moer) rondom Hulst. In de middeleeuwen was zout niet alleen belangrijk als smaakstof, maar voornamelijk als conserveringsmiddel voor voedsel als vis, vlees en groentes (pekelen). Het klimaat en lage zoutgehalte van de Noordzee stonden zoutwinning uit de zee niet toe, waardoor het zout uit zoutmijnen in Duitsland en Frankrijk of zoutpannen uit het Middelandse Zeegebied moest komen. De grote afstanden die de handelaren moesten afleggen maakten dit zout erg kostbaar.

In de Romeinse tijd was echter al ontdekt dat er na verbranding van moer zout in de as achterbleef. Na zuivering kon dit zout ook gebruikt worden in voeding. Tussen 900 en 1500 groeide moernering (winning van turf uit moer) en selnering (winning van zout uit moer) in Zeeuws Vlaanderen uit tot een grootschalige industrie. Grote gebieden, waar moer (of veen) aan, of dicht onder, het oppervlak lag werden afgegraven ten behoeve van zowel huisbrandstof als zoutproductie.

Om zout te produceren werden de plaggen moer gedroogd, nog enkele malen met zeewater overgoten en weer gedroogd, tot ze verzadigd waren met zout. Daarna werden de turf verbrand. Het zout in de turf overleeft het vuur en belandt in de as. De zoute as (de zelas) werd, samen met een hoeveelheid turf als brandstof, naar zoutketen vervoerd, waarvan er in de hoogtijdagen rond veertiende-eeuw ongeveer veertig rondom Hulst stonden. In deze zoutketen bevonden zich ovens met grote ijzeren pannen waar door middel van een indampingsproces het zout uit de zelas werd opgezuiverd.

Hulst groeide in de middeleeuwen dan ook uit tot een belangrijk centrum van zoutproductie en zouthandel. Maar ook werden er grote hoeveelheden turf als huisbrandstof geleverd aan de grote Vlaamse steden (Gent, Brugge, Antwerpen).

De zoutindustrie rondom Hulst verdween in de vijftiende-zestiende-eeuw. Dit kwam omdat selnering en moernering steeds sterker aan banden werd gelegd. De indrukwekkende omvang van de zout- en turfwinning had namelijk grote landschappelijke gevolgen. De gemoerde gronden lieten diepe (moer-)putten in het landschap achter, waardoor de dijken verzwakten en er tal van overstromingsrampen plaatsvonden. Na 1450 schakelden veel leden van het Hulster zoutziedersgilde dan ook over op het opzuiveren van goedkoop ruw baaizout geïmporteerd uit Frankrijk, Spanje en Portugal.

De beperkende bepalingen aan het moerneren werden ook steeds strenger gehandhaafd en in 1527 verbood Karel V, heer der Nederlanden, de moernering voor zoutwinning zelfs geheel. Na dit verbod heeft er nog wel turfwinning plaatsgevonden, zelfs tot in de negentiende eeuw. Deze activiteiten waren echter streng gereglementeerd.
Het transport van turf en zout vond plaats via turfvaarten. De Moervaart liep vanaf de Hulsterse Moer in het oosten naar de Hulster stadsgracht. Ook monde er aan de zuidkant een turfvaart in de Hulster stadsgracht uit. Vandaar konden de goederen via de haven aan de noordkant van Hulst en het Saxvliet naar de Westerschelde en vandaaruit over de Schelde naar Antwerpen en Gent, of via het Zwin naar Brugge, getransporteerd worden.

Walmolen

Graanschuur van Vlaanderen – Inpoldering van de vruchtbare schorren

De kreken in het na 250 na Christus ontstane kweldergebied in Zeeuws Vlaanderen slibden gaandeweg dicht. Hiermee werden zo rond 700 de omstandigheden gunstig voor bewoning. In dit toen onbedijkte vruchtbare zeekleilandschap woonde men op de hoge plekken in het landschap, zoals de kreekruggen. Hier werden ook de akkers aangelegd waar graan werd verbouwd. Schaapskudden en vee liet men op de uitgestrekte schorren grazen.

Vanaf ongeveer 1100 werden kreken afgedamd en werden de eerst dijken en kaden aangelegd, in eerste instantie om de eerste bewoners te beschermen tegen de vele stormvloeden die het gebied eeuwenlang teisterden. Doordat deze dijken slechts van geringe afmetingen waren, zijn ze in de eeuwen erna nog diverse malen doorgebroken, en weer gedicht.

Vanwege de sterke bevolkingsgroei in de loop van de twaalfde-eeuw, in het bijzonder van de bloeiende steden Gent en Brugge, werd het economische belang van deze zeer vruchtbare landbouwgronden steeds groter. Een aantal Vlaamse abdijen, maar ook gegoede personen van wereldlijke macht, namen het initiatief en kregen toestemming van de Graaf van Vlaanderen tot de, kostbare, systematische inpoldering van het gebied in de 12e- en dertiende-eeuw, waarbij ook veel land op het water werd gewonnen.

Hierdoor was er in de veertiende-eeuw een uitgestrekt polderlandschap rondom Hulst ontstaan, de Hulster Ambacht, dat centraal bestuurd werd vanuit de stad Hulst. Een deel van het nieuw gewonnen land werd verpacht aan boeren, maar ook bewerkten de monniken de landerijen zelf vanuit hun uithoven. Het gebied groeide uit tot de graanschuur van Vlaanderen.

RefugiehuisBaudeloo

Stadsrechten – Belangrijke handelsplaats in Noord-Vlaanderen

Hulst was niet enkel de hoofdplaats van het Hulster Ambacht. Vanwege haar relatief hoge ligging en de aanwezigheid van een haven met zeeverbinding via de Saxvliet en Westerschelde, groeide Hulst uit tot een levendige, bedrijvige handelsstad. Hier werden de in Hulst en Hulster Ambacht geproduceerde goederen zoals zout, turf, graan, (wollen) lakens en bier verhandeld en getransporteerd naar de grote steden in het Vlaamse achterland. Maar naast de handel in lokaal geproduceerde goederen was Hulst ook een internationale handelsstad en werd er gehandeld in goederen uit het Oostzeegebied, Spanje en Frankrijk (vooral wijn) en Engeland (wol).

Daarom kreeg Hulst in 1180 stadsrechten van Filips van de Elzas, graaf van Vlaanderen. Naast het recht om markten te houden, omvatten de stadsrechten van Hulst een aantal belangrijke privileges, zoals tolvrijheid voor heel Vlaanderen, het stapelrecht op graan (waardoor boeren uit de omgeving hun graan verplicht op de markt van Hulst moesten aanbieden) en het recht om havengelden te heffen. Hierdoor kwam Hulst tot grote bloei en in de late middeleeuwen (1050 – 1550) was Hulst een belangrijke haven in het noorden van het graafschap Vlaanderen.

Het hoogtepunt van de bloei van Hulst lag in de veertiende en vijftiende-eeuw waarna de groei van de stad stagneerde. Hulst zat aan het eind van de middeleeuwen vaak klem tussen de belangen de graven van Vlaanderen en die van de, elkaar fel beconcurrerende, handelssteden Gent en Brugge. Dit vertaalde zich in oorlogsgeweld waardoor Hulst, maar ook de Hulster Ambacht, tussen 1326 en 1491 diverse malen werd geplunderd, veroverd, en platgebrand door de Gentenaren.

Een tweede factor die verhinderde dat Hulst zich verder ontwikkelde, was het verzanden van de Saxvliet aan het einde van de zestiende-eeuw. In eerste instantie kon een alternatieve zeearm naar de Schelde gebruikt worden, het Hellegat of de ‘Oude Vaart’, die ongeveer 2 kilometer westelijker parallel aan de Saxvliet liep. Maar toen deze kreek ook verzande aan het eind van de achtiende-eeuw, werd de Haven van Hulst in 1795 opgeheven.

Gentsepoort

Vestingwerken – Continue proces van modernisering

Door de eeuwen heen is Hulst regelmatig veroverd en bezet geweest. Het startte met de diverse oorlogen door de stad Gent (1326, 1452, 1485, 1491) gevolgd door invallen door zowel Spaanse als Staatse troepen tijdens de Tachtigjarige Oorlog (1578, 1583, 1591, 1596, 1640, 1645) en ook in de Franse tijd was Hulst diverse malen het onderwerp van conflicten (1702, 1747, 1794). En ook tijdens de Belgische onafhankelijkheidsoorlog is Hulst bezet geweest (1830). De verdedigingswerken rondom de stad zijn dan ook diverse malen gemoderniseerd.

Aanvankelijk was Hulst een onversterkte plaats. In 1413 kreeg Hulst toestemming van de Graaf van Vlaanderen om verdedigingswerken aan te leggen, en werd een primitieve gracht en een aarden wal rondom de stad aangelegd. Nadat de stad in 1452 grotendeels door de Gentenaren was verwoest werd tussen 1460 en 1480 een stadsmuur rondom Hulst aangelegd.

Tijdens de Tachtigjarige Oorlog (1568-1648) was Hulst afwisselend in Spaanse en in Staatse handen. In 1572 liet het Spaanse gezag de vestingwerken versterken. In 1591 slaagde Prins Maurits erin om Hulst te veroveren. Hij liet een aarden borstwering tegen de stadsmuren opwerpen. Daarnaast liet hij de Linie van Communicatie ten Oosten van Hulst aanleggen.

Nadat de Spaansgezinden Hulst in 1596 hadden heroverd lieten zij de stad tussen 1615 en 1621 versterken met uitgebreide verdedigingswerken volgens het Oud-Nederlandse stelsel, met in het zuiden een dubbele omgrachting, die ook tegenwoordig nog te zien zijn. Bijzonder is dat nog steeds vier van de oorspronkelijk vijf stadspoorten in de vesting Hulst aanwezig zijn. Ook lieten de Spaansen in 1634 de Linie van Communicatie tussen Hulst en Sas van Gent aanleggen om het Land van Hulst en de achterliggende Vlaamse steden te beschermen tegen aanvallen van Staatsen.

Na verschillende pogingen slaagde prins Frederik Hendrik, opperbevelhebber van het Staatse leger, er in 1645 in om Hulst terug in te nemen. Na deze verovering werd het gebied ten zuiden van de Westerschelde als militaire bufferzone aangewezen. De handel op de Schelde werd verboden en daarmee verloor Hulst zijn betekenis als handelsstad. Met het tekenen van de Vrede van Munster in 1648 ter beëindiging van de tachtigjarige oorlog werd Hulst, net als de rest van Zeeuws-Vlaanderen, formeel onderdeel van de Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden.

In de daaropvolgende eeuwen werd deze bufferzone met liniedijken, watergangen, inundatiesluizen, forten, schansen, en vestingsteden versterkt om in oorlogssituaties opnieuw dienst te kunnen doen. Dit stelsel staat nu bekend als de Staats-Spaanse Linies. Aan het eind van de negentiende-eeuw werden de vestingwerken van Hulst als verdedigingslinie overbodig, en Hulst werd in 1816 als vesting opgeheven. De vestingwerken zijn echter nooit geslecht.

verrekijker

Bezienswaardigheden Hulst

  • Stadhuis (Grote Markt 21). Gotisch bouwwerk uit 1534 opgetrokken uit ledesteen, een sterk kalkhoudende zandsteen, met slanke toren.
  • St. Willibrordusbasiliek (Steenstraat 2). Laatgotische kruisbasiliek uit rond 1500 op de plek van een elfde-eeuwse voorganger. De kerk is gebouwd als Rooms-Katholieke kerk maar werd in de Tachtigjarige Oorlog Nederlands Hervormd. Sinds 1929 is de kerk weer katholiek en werd in 1935 door Paus Pius XI tot basiliek verheven. De toren van de kerk deed in de Tweede Wereldoorlog dienst als uitkijkpost van de Duitsers en werd in 1944 kapotgeschoten en brandde grotendeels af. De huidige torenspits is een betonnen constructie uit 1957.
  • Verdedigingswerken Hulst
    • Vestingwerken Hulst. Aangelegd tussen 1615 en 1621.
      • Vestingwal met negen bastions, uitspringende verdedigingswerken. De stadswallen zijn in het zuiden acht meter hoog en in het noorden tien meter. Bovenop de vestingwal ligt een door linden begeleid voetpad.
      • Vestinggracht, met aan de zuidkant een dubbelle vestinggracht.
      • Ravelijn (Glacisweg bij 34). Van de origineel vijf ravelijnen (versterkte eilanden) in de stadsgracht is er nog één over.
      • Stadspoorten. Vier van de oorspronkelijk vijf stadspoorten zijn nog aanwezig in de stadswallen van Hulst:
        • Bagijne- of Graauwsche Poort (Schuttershof bij 6). Stadspoort in de aarden vestingwal uit 1705 aan de oostzijde van Hulst.
        • Gentsepoort (Gentsestraat bij 33). Stadspoort in de aarden vestingwal uit 1780 aan de zuidzijde van Hulst.
        • Dubbele Poort (Dubbele Poort bij 5). Stadspoort in de aarden vestingwal aan de noordzijde van Hulstdie in 1771 als enkele poort is gebouwd en rond 1932 verdubbeld.
        • Keldermans- of Bolwerkspoort (Oude Havensteeg). Ruïne van een gecombineerde water- en landpoort in de vestingwal van Hulst uit 1506. De waterpoort gaf toegang tot de Saxhaven.
      • Stadsmolen (Molenbolwerk 1). Walmolen uit 1792 op het Molenbastion.
      • Militaire gebouwen binnen de vesting
        • Gouvernementshuis (Grote Markt 24). Dit gebouw was oorspronkelijk de woning van de rentmeester van het Kapittel van Kortrijk, die verantwoordelijk was voor het innen van tienden van de landbouwopbrengsten van de landbouwgronden die het kapittel in de Hulster Ambacht bezat. In 1645 werd het gebouw geconfisqueerd en verbouwd tot woning voor de Staatse gouverneur, de hoogste militaire bevelhebber van de vesting Hulst.
    • Onderdelen Staats-Spaanse Linies rondom Hulst
      • Linie van Communicatie ten Oosten van Hulst. Door de Staatsen aangelegde linie uit 1591 die liep van Hulst naar Fort Zandberg. De linie verbond twee al bestaande voormalige Spaanse forten met elkaar door een liniedijk, met toevoeging van een extra fort.
        • Liniedijk (Liniedijk, Hulst). Liniedijk aan de zuidkant voorzien van een gracht. Verspreid langs de liniedijk liggen tien redanen, eenvoudige versterkingen bestaande uit aarden wallen die elkaar raken onder een hoek van 90 graden. De vier kilometer lange liniedijk begint net buiten de stadsgracht van Hulst en loopt naar (de contouren van) Fort Zandberg. Op de, grotendeels onverharde, dijk loopt een voetpad.
        • Fort Moerschans (Van der Maelstedeweg 50, Hulst). Omgracht fort met vier bastions uit 1591. Het fort ligt ongeveer halverwege de liniedijk.
      • Linie van Communicatie tussen Hulst en Sas van Gent. Door Spaansen aangelegde linie uit 1634 origineel bestaande uit 15 forten, 2 Redoutes verbonden door een liniedijk die liep van Sas van Gent ten noorden van Westdorpe, Zuiddorpe en Koewacht en langs Absdale naar Hulst. De meeste forten en de liniedijk zijn niet langer in het landschap herkenbaar. Uitzondering van een viertal naast elkaar gelegen en door de liniedijk, met daarop een wandelpad, met elkaar verbonden forten in Zuiddorpe en Koewacht.
        • Fort Sint Joseph (Fortdijk West, Zuiddorpe).
        • Fort Sint Jacob (Fortdijk West, Zuiddorpe).
        • Fort Sint-Livinus (Reigerijdreef, Koewacht).
        • Fort Sint-Nicolaas (Matthijsstraat 29, Koewacht).
  • Refugiehuizen. Vluchtkloosters binnen de vestingwallen van Hulst. Hier trokken de monniken van de uithoeven (kloosterboerderijen) in de Hulster Ambacht zich terug wanneer er gevaar dreigde.
    • Refugiehuis Baudeloo (Baudeloo 20). Gebouw uit rond 1360, met in de binnenhoek een achtkantige traptoren met daarbovenop een boven het gebouw uitstekende torenkamer.
    • Refugiehuis Ten Duinen of De Vier Ambachten (Steenstraat 28). Gebouw uit rond 1575 gebouwd op een keldergewelf uit 1302. Achter het gebouw bevind zich een achtzijdige traptoren met daarbovenop een boven het gebouw uitrijzende torenkamer.
    • Refugiehuis van Cambron (Steenstraat 14). Gebouw uit de zestiende-eeuw.
  • Landshuis (Steenstraat 37). Gebouw uit 1655. Voormalige zetel van het bestuur van de Hulster Ambacht. Het gebouw deed vanaf 1800 dienst als gerechtsgebouw en de voormalige gevangenis is nog in het gebouw aanwezig. In dit gebouw is tegenwoordig de VVV en Museum Hulst gevestigd.
  • Voormalige Saxhaven (Bierkaaistraat).
  • Woningen uit de zeventiende-eeuw (Grote Markt, Steenstraat).
  • Voormalige zoutziederij (Kleine Bagijnestraat 21A). Slechts de topgevel van de zoutziederij uit 1840 resteert.
bike

Activiteiten in Hulst

Eten en drinken

Eten & drinken

In het centrum van Hulst bevinden zich diverse restaurants.

Overnachten

Overnachten

  • Hotels
    • Hotel Hulst (van der Maelstedeweg 4).
  • Vakantiewoningen
    • Vakantiehuis Zeekraal (Zeildijk bij 15).
    • Klein Cambron (Klein Cambrondijk 2).
  • B&B‘s
    • B&B ’t Rust (van der Maelstedeweg 66)
    • B&B Carpe Diem (Tivoliweg 26)
  • Camping

Landschap & Natuur

Hulst ligt op de grens van zeekleipolders en een dekzandrug. De vestingstad ligt in een weids zeekleipolder gebied met grootschalige landbouw. In de gemeente Hulst liggen diverse natuurgebieden, waaronder:

  • Het Verdronken Land van Saeftinghe (Havenstraat 54, Graauw). Natuurgebied van 3580 hectare. Dit is een schorrengebied dat ligt op de linkeroever van de Westerschelde. Hier mond de rivier de Schelde uit in zee, waardoor zoet rivierwater en zout zeewater vermengd worden en er zodoende brak water ontstaat. Door het grote getijdeverschil bevat het Verdronken Land van Saeftinghe zeer hoge oeverwallen en brede geulen. Gemiddeld is het verschil tussen hoog- en laagwater zo’n 4,8 meter, maar kan bij springtij oplopen tot ruim 7 meter. Dit is het grootste getijdeverschil van heel Nederland. Het Verdronken Land van Saeftinghe is het grootste brakwaterschor van Europa. Het is een belangrijk gebied waar veel broed- en trekvogels leven of passeren. Het vormt samen met de Westerschelde een Natura 2000 gebied. Een gebied van circa 400 ha in de omgeving van de gehuchten Emmadorp en Paal is vrij toegankelijk. Het grootste deel van dit natuurgebied is echter alleen toegankelijk in excursieverband.
  • Vogelkreek (Vogeldijk bij 1, Hengsdijk) is een voormalige, licht brakke, kreek met omliggende vochtige en zoute graslanden. Dit Natura 2000 gebied van 97 hectare , dat grotendeels uit de voormalige kreek bestaat, wordt gekenmerkt door uitgestrekte rietvelden en lage graslanden en is zeer vogelrijk gebied.
  • Landgoed Het Groot Eiland (Groot Eiland 2, Hulst). Particulier landgoed (120 hectare) dat deels bestaat uit een zoetwatermoerasgebied omringd door kreken en deels uit weilanden en bossen. Het landgoed is gedeeltelijk opengesteld voor publiek.
  • De Clingse bossen (Hoogegeeststraat bij 5, Clinge). Drie bosgebieden (Clingse bossen, Bossen van Sint Jansteen en de Wildelanden) van in totaal 450 hectare op kalkarme dekzandrug met bijzondere planten- en dierensoorten. Aan de rand van de bossen liggen enkele bloemrijke graslanden.