Terpen zijn door de mens opgeworpen woonheuvels. Hierdoor kon men toch veilig wonen op plekken die toen bij hoog water overstroomden. De eerste terpen waren vrij klein en laag, maar in de loop der eeuwen werden ze steeds groter en hoger. Immers, hoe hoger, hoe droger.
Veruit de hoogste terp van Nederland is de 8,6 meter hoge terp van Hogebeintum. Dit is bijna 2 meter hoger dan de op één-na-hoogste terp in Nederland. De tien hoogste terpen van Nederland liggen allemaal in het noorden van Friesland en Groningen, in het grensgebied tussen de kwelderwal en het (voormalige) open zeewater.
Top 10 – Hoogste terpen van Nederland
- Hogebeintum (Friesland): 8,6 meter.
- Beetgum [Friesland): 6,7 meter.
- Ferwerd (Friesland): 6,7 meter.
- Dokkum (Friesland): 6,6 meter.
- Brantgum (Friesland): 6,4 meter.
- Warffum (Groningen): 6,3 meter.
- Godlinze (Groningen): 6,2 meter.
- Eenum (Groningen): 6,1 meter.
- Rasquert (Groningen): 5,9 meter.
- Marsum (Friesland): 5,8 meter.
Hoogte van de dorpsterp ten opzichte van de gemiddelde hoogte van de omgeving.
Het verhaal van de hoogste terpen van Nederland
Terpen zijn door de mens opgeworpen om veilig te kunnen wonen op plekken die bij hoog water overstroomden. De eerste terpen waren slechts zo’n 0,5-2 meter hoger dan hun omgeving, met plaats voor een enkel huis of de kerk. Sommige terpen groeiden uit tot grotere terpen, met daarop enkele huizen en later hele dorpen.
Ook werden de terpen in de loop der eeuwen steeds hoger. Veruit de hoogste terp in Nederland is die van Hogebeintum, die 8,6 meter hoog is. Maar hoe bepaal je de hoogte van een terp? Je kunt deze natuurlijk uitdrukken tegen de in Nederland gebruikelijke referentiehoogte voor hoogtemetingen, het Normaal Amsterdams Peil (NAP), ongeveer het gemiddelde niveau van de zeespiegel. Echter, alhoewel de meeste van de honderden Nederlandse dorpsterpen zich in de, inmiddels ingepolderde, kweldergebieden van Friesland en Groningen bevinden, liggen er ook diverse terpen in de rivierdalen. Sommige bevinden zich zelfs in het oosten van Nederland dat gemiddeld al gauw zo’n tien meter, zo niet meer, hoger ligt dan het Nederlandse kustgebied.
Als je de hoogte van de terpen in meter NAP zou uitdrukken, zou de hoogste terp van Nederland dan ook niet in Friesland of Groningen, maar in Gelderland en Overijssel liggen. De toppen van de Gelderse terpdorpjes Ooij en Oud-Zevenaar, beide gelegen bij de grens met Duitsland in het hier eens zeer brede stroomgebied van de Rijn, en de terp van Goor, één van de kleinste steden van Overijssel, ontstaan op een terp in het hier toen gelegen uitgestrekte moerasgebied langs de rivier de Regge, liggen allen op 14 meter NAP. Maar aangezien de omgeving er al op 10-11 m NAP ligt, zijn deze terpen ‘slechts’ 3-4 meter hoog. Daarom zijn de hoogtes van de terpen in de ranglijst van hoogste terpen van Nederland, uitgedrukt in meters ten opzichte van hun omgeving.

Het hoogste punt van de dorpsterpen is bijna altijd de kerk. In Noord-Nederland is de hoogte van de terp ten opzichte van zijn omgeving veelal ongeveer gelijk aan de hoogte in meter NAP.
Door de mens opgeworpen heuvels
In de ranglijst van hoogste terpen van Nederland staan alleen kunstmatige heuvels met een primaire woonfunctie.
Naast terpen, zijn er door de mens ook heuvels opgeworpen in gebieden gevoelig voor overstromingen, waarvan het niet altijd even duidelijk is of ze ook een belangrijke woonfunctie hadden. Diverse van deze heuvels zijn duidelijk hoger dan de dorpsterpen.
Mottes
De eerste kastelen in Nederland waren mottekastelen. Deze kastelen bestonden veelal uit twee, naast elkaar gelegen, door de mens opgeworpen heuvels, de mottes. Er zijn in Nederland 83 mottes aangetoond, maar waarschijnlijk stonden hier ooit vele honderden mottekastelen. Deze stonden door heel Nederland, van Terschelling tot Limburg en Zeeland.
De mottekastelen bevonden zich zowel bovenop op bestaande heuvels, zoals Kasteel Stein, als op het platteland in kweldergebieden, moerassen en rivierdelta’s, zoals de Burcht van Leiden. De hoogste motte van het mottekasteel had veelal primair een verdedigingsfunctie, met op de top een donjon. Later gingen de adellijke eigenaren echter ook in deze verdedigingstorens wonen. Op de tweede, lagere, motte van het mottekasteel speelde het dagelijkse leven zich af. Deze nederhof (voorburcht) stak in veel gevallen niet meer dan 2-3 meter boven zijn omgeving uit. In diverse gevallen groeide de nederhof uit tot een handelsnederzetting, zoals in de stadjes Goor en Bronkhorst.

Een aantal van de Nederlandse mottes hebben een zeer grote afgeplatte top. Zo meet het plateau op de top van Motte Montferland, de grootste motte van Nederland, 60 bij 90 meter. Hier zal binnen de ringmuur rond de afgeplatte top van de motte, gelegen in het oeroude Bergherbos, zeker ook gewoond zijn.
De mottes van mottekastelen zijn niet meegenomen in de ranglijst met hoogste terpen van Nederland. Zouden mottes wel meegenomen zijn, dan zijn sommige hiervan in meter NAP vele malen hoger dan de terp van Hogebeintum. Dit geld in het bijzonder voor mottes aangelegd bovenop natuurlijke heuvels, zoals motte ‘De Tombe’ op de westflank van de Sint-Pietersberg, waarvan de afgeplatte top op 98 m NAP ligt. Maar ook als de hoogte van de motte bepaald wordt ten opzicht van zijn omgeving, zijn er diverse mottes die hoger zijn dan de dorpsterp van Hogebeintum. Zo liggen de afgeplatte toppen van de Motte Montferland en de motte van de Burcht van Leiden in de toenmalige Rijndelta, respectievelijk 17 en 11 meter boven hun omgeving.
Naast mottekastelen, zijn op enkele van de Noord-Nederlandse dorpsterpen in de late middeleeuwen ‘reguliere’ kastelen gebouwd.
Recreatieheuvels, kunstwerken en afvalbergen
Naast terpen en mottes, zijn door de mens nog veel hogere kunstmatige heuvels opgeworpen. Deze zijn in een aantal gevallen zelfs het hoogste punt van hun provincie. Voorbeelden hiervan zijn het 26 meter hoge landschapskunstwerk Almere Boven (Flevoland), het 20 meter hoge, ter ere van Napoleon gebouwde, monument ‘Pyramide van Austerlitz’ (Utrecht), en de afvalbergen VAM-Berg (Drenthe), Gulbergen (Noord-Brabant) en in het bijzonder de 80 meter hoge mijnsteenafvalberg Wilhelminaberg bij de voormalige Staatsmijn Wilhelmina (Limburg).