Noord-Brabant is na Zuid-Holland en Noord-Holland de provincie met het grootste aantal inwoners van Nederland. Deze wonen grotendeels in middelgrote steden van 25.000 – 250.000 inwoners, waaronder ’s-Hertogenbosch, Breda en Eindhoven.
Maar er liggen ook negen plaatsen met stadsrechten met minder dan 10.000 inwoners in deze provincie. De meeste hiervan zijn vestingsteden langs de Maas, en drie hiervan behoren tot de mooiste vestingsteden van Nederland. De stadskernen van acht van deze tien kleine stadjes hebben de status van beschermd stadsgezicht, als erkenning voor hun cultuurhistorische schoonheid.
Top 10 – Kleinste steden van Noord-Brabant
- Heusden. Vestingstad met 1.315 inwoners.
- Megen. Middeleeuws stadje met 1.695 inwoners.
- Willemstad. Vestingstadje met 2.080 inwoners.
- Ravenstein. Vestingstad met 3.145 inwoners.
- Vrijheid Mierde. Marktstadje bestaande uit drie dorpen met in totaal 3.560 inwoners.
- Woudrichem. Vestingstad met 4.655 inwoners.
- Klundert. Vestingstad met 5.560 inwoners.
- Geertruidenberg. Vestingstad met 7.170 inwoners.
- Grave. Vestingstad met 8.620 inwoners.
- Oirschot. Marktstadje bestaande uit Oirschot en een tiental gehuchten met 12.859 inwoners.
Het Verhaal van de kleinste Steden van Noord-Brabant
Zeven van de tien kleinste steden van Noord-Brabant zijn (voormalige) vestingsteden langs de Maas, aan de noordgrens van Noord-Brabant met Holland en Gelre. Tijdens de tachtigjarige oorlog (1568-1648), of soms zelfs al eerder (Ravenstein), kregen deze militair strategisch gelegen middeleeuwse stadjes, of zelfs dorpjes (Willemstad), moderne vestingwerken. Zeven van deze kleine Noord-Brabantse vestingsteden werden in 1698 opgenomen in de Zuiderwaterlinie. Deze militaire verdedigingslinie diende om de Republiek der Zeven Verenigde Nederland ten noorden van de grote rivieren en Westerschelde te beschermen tegen aanvallen van Fransen en Spanjaarden vanuit het zuiden. De vestingwerken van de meeste van deze stadjes zijn nog (grotendeels) intact.
Naast het middeleeuwse stadje Megen, bezitten twee kleine Noord-Brabantse stadjes (Mierde en Oirschot) een beperkt aantal stadsrechten. Het zijn vrijheden die wel allerlei handelsprivileges hadden gekregen maar die zich niet mochten voorzien van verdedigingswerken. Deze marktsteden lagen langs belangrijke handelsroutes en bezatten een marktplein waar lokaal geproduceerde agrarische- en nijverheidsproducten verhandeld werden. De centraal gelegen, met bomen beplante, marktpleinen van veel vrijheden zijn tegenwoordig omringd door diverse historische gebouwen en vaak wondermooie locaties.
1. Vestingstad Heusden – Eeuwenlang onderwerp van strijd
Heusden is een kleine vestingstad met 1.315 inwoners op de zuidoever van de Maas. Met haar bijzondere dubbele omwalling en omgrachting is het één van de mooiste vestingsteden van Nederland.
Heusden ligt grotendeels vrij in het landschap, wat met name vanuit het zuiden een markant zicht op de stadswallen oplevert. Maar misschien is het zicht vanuit het noorden op dit vestingstadje nog wel mooier, met de helwitte dubbele ophaalbrug die de toegang tot de binnenhaven overspant en drie houten standaardmolens bovenop de vestigingswal. De vestingstad Heusden en directe omgeving zijn een beschermd stadsgezicht.
Heusden is ontstaan als kasteelnederzetting en kreeg rond 1288 stadsrechten van de heer van Heusden. Het stadje lag zeer strategisch in het grensgebied tussen Brabant, Holland en Gelre en was daarom eeuwenlang onderwerp van strijd tussen de landsheren van deze drie gebieden.
Later vormde Heusden een scharnierpunt tussen de Oude Hollandse Waterlinie en de Zuiderwaterlinie. Het kreeg aan het begin van de Tachtigjarige Oorlog (1568-1649) moderne vestingwerken, met veelhoekige vestingwallen omgeven door grachten, en was tot 1879 een garnizoensstad. De vestingwerken zijn rond 1970 in perfecte staat gerestaureerd en stralen weer de sfeer van 1650 uit.
Lees alles over Heusden (Vismarkt 4, Heusden).
2. Megen – Hoofdstad van het soevereine graafschap Megen
Megen is een middeleeuws stadje met 1.635 inwoners aan de Maas. Het lag op een landtong midden tussen enkele meanders van deze belangrijke handelsrivier, en was van nature aan drie kanten omgeven door water. Direct westelijk van deze strategisch gelegen nederzetting werd in 1137 het omgrachte kasteel Megen gebouwd. Van hieruit regeerden de graven van Megen eeuwenlang over hun soevereine graafschap Megen, waar ook de dorpen Haren, Macharen en Teeffelen toe behoorden. Deze piepkleine zelfstandige enclave lag ingeklemd tussen de Hertogdommen Gelre en Brabant.
In 1357 gaf de graaf van Megen stadsrechten aan de nederzetting naast het kasteel. Daarna werd Megen volledig omgracht en voorzien van stadswallen, die aan drie zijden ook als rivierdijk dienst deden, en stadsmuren. Van deze middeleeuwse vestingwerken resteert de veertiende-eeuwse Gevangentoren, eens een gecombineerde stadspoort en waltoren.
Toen aan het begin van de Tachtigjarige Oorlog het katholicisme in de Nederlanden werd verboden, behield de graaf van Megen godsdienstvrijheid in het Land van Megen. Het autonome graafschap werd daarna een toevluchtsoord voor katholieken. Het stadje heeft nog altijd twee actieve kloosterorden, de minderbroeders Franciscanen en de zusters Clarissen. Het klooster van deze laatste orde is gebouwd op de ruïnes van kasteel Megen, dat in 1581 door onachtzaamheid door brand was verwoest. Het franciscanerklooster uit 1648 heeft binnen haar ommuring een aantrekkelijke kloostertuin, die regelmatig toegankelijk is.
Nadat de Franssen in 1794 Nederland waren binnengevallen, werd het graafschap Megen opgeheven. In 1800 werd het grondgebied van dit voormalige ministaatje verkocht aan de Bataafse Republiek (Nederland), en werd het onderdeel van Brabant en Nederland. De wondermooie historische stadskern van Megen is aangewezen als beschermd stadsgezicht.
Wat is er te Zien en Doen in Megen (Torenstraat 11, Megen)?
3. Willemstad – In twintig jaar van kwelder naar vestingstad
Willemstad is een vestingstadje met 2.080 inwoners aan de getijderivier het Hollands Diep, en één van de mooiste vestingsteden van Nederland. In 1565 werd hier het dorp Ruigenhil gesticht in een net ingepolderd kweldergebied. De nederzetting werd opgezet als een ringdorp, met een centrale Voorstraat haaks op de dijk, die van de binnenhaven naar de met gracht omringde koepelkerk loopt. Deze structuur is nog altijd goed zichtbaar.
In 1582 werd Ruigenhil aan Willem van Oranje geschonken als schadeloosstelling voor de financiële offers die hij had gebracht in de strijd tegen de Spanjaarden. Vanwege de strategische ligging van het dorp aan de Hollandse zuidgrens, en aan het Volkerak en Hollands Diep, twee zeer belangrijke vaarwegen naar de internationale Nederlandse handelscentra, gelaste Willem van Oranje dat Ruigenhil moest worden voorzien van moderne vestingwerken. De nieuwe vestingplaats werd in 1585 voltooid en kreeg in 1586 stadsrechten. Vanaf toen werd de plaats Willemstad genoemd. Ook in de decennia erna investeerden de Oranjes nog flink in het vestingstadje, en ze lieten binnen de vestingwallen een nog steeds aanwezig fraai jachtslot bouwen, het Mauritshuis.
In 1701 werd Willemstad opgenomen in de Zuiderwaterlinie en na 1874 werd het opgenomen in de kustverdediging, en onderdeel van de Stelling van het Hollands Diep en het Volkerak. In 1926 werd de vestingstatus van Willemstad opgeheven, maar tijdens de tweede wereldoorlog namen de Duitsers Willemstad op in de Atlantikwall, en lieten verschillende bunkers bouwen in de bestaande vestingwal.
De vestingwerken van Willemstad zijn nog bijna volledig intact en het historische vestingstadje en directe omgeving zijn aangewezen als beschermd stadsgezicht. In het uiterste westen van het grondgebied van Willemstad liggen de Volkeraksluizen, de grootste binnenvaartsluizen van Europa.
Lees alles over Willemstad (Kerkring 19, Willemstad).
4. Ravenstein – Twee eeuwen onder Duits gezag
Ravenstein is een vestingstad aan de Maas met 3.145 inwoners. Hier werd vanaf 1355 tol op de Maas geheven, waartoe Walraven van Valkenburg, heer van het Land van Herpen waar Ravenstein toen in lag, er in 1360 een kasteel stichtte om de tolheffing beter te kunnen controleren.
Naast het nieuwe kasteel, (Wal)Ravenstein, ontstond een nederzetting die in 1380 stadsrechten kreeg. Ravenstein werd daarna het nieuwe bestuurscentrum van het zelfstandige ministaatje Land van Herpen, dat omgedoopt werd in Land van Ravenstein. Het acht kilometer brede rechthoekige grondgebied grensde in het noorden aan de Maas en liep tot voorbij, het 15 kilometer zuidelijk van Ravenstein gelegen, Uden.
Bovendien lag Ravenstein in het grensgebied tussen de hertogdommen Brabant, Gelre en Kleef. In 1396 wordt de heer van Ravenstein bij de slag van Kleverhamm (bij Kleef) verslagen, waarna Ravenstein ruim twee eeuwen onder Kleefs gezag viel. In die eeuwen groeit Ravenstein uit tot een belangrijke grensvesting. Het stadje werd, nadat het rond 1380 al was versterkt met een stadsmuur, rond 1520, en nogmaals in 1620, voorzien van moderne vestingwerken. In het rampjaar 1672 werden deze vestingwerken geslecht.
In 1794 maakte de Franse bezetter een einde aan de autonomie van het Land van Ravenstein. Vervolgens werden Ravenstein en het bijbehorende grondgebied in 1800 verkocht aan de Bataafse Republiek (Nederland) en werd het onderdeel van Brabant en Nederland.
Van de voormalige vestingwerken resteren tegenwoordig het grootste deel van de vestinggracht, twee rondelen langs de Maasdijk, twee stadspoorten; de Maaspoort en de Kasteelse poort naar de voormalige voorburcht, en de omgrachte kasteelplaats. De historische stadskern en de (restanten van de) vestingwerken van Ravenstein zijn een beschermd stadsgezicht.
Wat is er te Zien en Doen in Ravenstein (Sint Luciastraat 2, Ravenstein)?
5. Vrijheid Mierde – Marktstadje in de Kempen
Mierde was een vrijheid met beperkte stads privileges, zoals zelfbestuur, tolvrijheid en marktrechten. Het rechtsgebied van de vrijheid Mierde omspande de dorpen Lage Mierde, Hooge Mierde en Hulsel en de nabijgelegen gehuchten, en had haar grondgebied op beide flanken van het Reuseldal. Mierde had haar beperkte stadsrechten voor 1340 ontvangen van de hertog van Brabant. De schepenbank van de vrijheid stond in Lage Mierde. De voormalige vrijheid Mierde telt tegenwoordig 3.560 inwoners en grenst in het noorden aan het uitgestrekte Landgoed De Utrecht.
Hooge Mierde was in de middeleeuwen gesticht als akkerdorp vanuit het halverwege Hooge en Lage Mierde gelegen gehucht Kuilenrode. Dit gehucht vormde al in 1212 de kern van een landgoed van de Belgische abdij van Averbode, bestaande uit een grote omgrachte boerderij met daaromheen enkele kleinere boerderijen. Ook de pastoor van de tot 1520 verenigde parochie van Hooge en Lage Mierde woonde in Kuilenrode. Deze beide dorpen, en ook Hulsel, een akkerdorp op de andere flank van het Reuseldal, waren hertogsdorpen. Ze behoorden niet tot een heerlijkheid maar vielen rechtstreeks onder de hertog van Brabant.
In 1331 had de hertog van Brabant daarnaast de gemeynt Mierde in erfpacht uitgegeven aan de inwoners van Mierde. Dit was een gebied met woeste gronden, voornamelijk heidevelden en diverse vennen, bosjes en drassige beekdalgronden, voor gemeenschappelijk gebruik. Heidevelden waren in de middeleeuwen cruciaal voor het op peil houden van de vruchtbaarheid van de akkers op de schrale Brabantse zandgronden en het weiden van vee. Om overexploitatie van de gronden te voorkomen beheerde de schepenbank van de vrijheid Mierde ook het gebruik van de gemeynt Mierde.
Na de Franse Revolutie werd in 1851 de Gemeentewet van kracht. De vrijheid Mierde werd toen de gemeente Hooge en Lage Mierde, die in 1997 is opgegaan in de gemeente Reusel-De Mierden.
Wat is er te Zien en Doen in de Vrijheid Mierde (Dorpsplein 11, Lage Mierde)?
6. Woudrichem – Vestingstad op de grens van drie provincies en drie handelsrivieren
Woudrichem is een vestingstad met 4.655 inwoners en één van de mooiste vestingsteden van Nederland. Het ligt op de grens van drie rivieren (Merwede, Waal en Maas) en drie provincies (Noord-Brabant, Gelderland en Zuid-Holland). Vanwege deze strategische ligging kreeg het al rond 1280 stadsrechten en werd toen voorzien van stadsmuren en een stadsgracht. Woudrichem kende haar hoogtijdagen tussen 1354 en 1420, toen de grenstol van het graafschap Holland aan de Merwede er was gevestigd.
Aan het begin van de Tachtigjarige Oorlog (1568-1648) werd Woudrichem voorzien van moderne vestingwerken en er werd een garnizoen gelegerd. Een eeuw later werd het vestingstadje opgenomen in de Oude Hollandse Waterlinie (1672-1815). Het strategisch belang van Woudrichem nam nog verder toe toen het werd opgenomen in de Nieuwe Hollandse Waterlinie (1815-1945), waar het de taak kreeg om samen met de vestingstad Gorinchem, Slot Loevestein en Fort Vuren de Waal af te sluiten voor de vijand.
Pas in 1955 is de vestingstatus van Woudrichem opgeheven, maar haar vestingwerken zijn nog bijna volledig intact. Daarnaast bestaat nog één van de middeleeuwse stadspoorten van Woudrichem en zijn er nog diverse militaire gebouwen die herinneren aan het garnizoensverleden van het stadje. De vele historische panden uit rond 1600 langs de Hoogstraat herinneren bovendien aan het middeleeuwse handelsverleden van het stadje. De vestingstad Woudrichem en directe omgeving zijn aangewezen als beschermd stadsgezicht. Vanaf de rivierkant is er bovendien een mooi zicht op de historische stadshaven van Woudrichem in de noordelijke vestinggracht, die herinneren aan het eeuwenlange belang van de zoetwatervisserij en handel voor deze stad.
Lees alles over Woudrichem (Hoogstraat 45, Woudrichem).
7. Vestingstad Klundert – Nederzetting herrezen uit de klei
Klundert is een vestingstad met 5.560 inwoners vlak bij de Maas, de grens met Zuid-Holland. De vesting heeft een langgerekte vorm en is grotendeels doorsneden door een (voormalige) vaarweg.
In de middeleeuwen was twee kilometer oostelijk, het dorpje Niervaart, de voorganger van Klundert, ontstaan. Niervaart kreeg in 1357 beperkte stadsrechten en werd in 1362 een heerlijkheid, die in 1403 door vererving eigendom werd van de van Nassaus. De heerlijkheid Niervaart, inclusief het markstadje, ging door de stormvloeden van 1421 (Sint-Elisabethsvloed) en latere jaren verloren.
De heerlijkheid bleef bestaan, maar was verworden tot onderdeel van een uitgestrekt kweldergebied. Hier lag ook het terrein van de latere polder Ruigenhil, waar Willemstad werd gesticht. Het deelgebied ‘Clundert’ van dit kweldergebied, ter hoogte van de voormalige heerlijkheid Niervaart, werd in 1558 in opdracht van Willem van Oranje, heer van Niervaart, opnieuw bedijkt. In de herdijkte polder werd in 1563 een dorp gesticht, dat aanvankelijk Niervaart werd genoemd.
Het dorp werd planmatig opgezet met een structuur die een variant is van een voorstraatdorp. Haaks op de dijk vormt de Bottekreek de centrale as van het nieuwe dorp. Aan weerszijden ervan bevind zich een voorstraat, de Molenstraat en de Voorstraat. De voorstraten komen in het noorden elk uit op een omringd plein, met centraal respectievelijk (i) de Nederlands Hervormde kerk en (ii) het rijk versierde stadhuis van Klundert. Deze voorstraatdorp structuur is ook tegenwoordig nog goed zichtbaar.
In 1578 kregen de inwoners van het nieuw gestichte dorpje Niervaart stadsrechten van Willem van Oranje, waardoor de stadse privileges van het eerdere Niervaart weer van kracht werden en zelfs werden uitgebreid.
Drie jaar later werd Niervaart, dat steeds vaker Klundert werd genoemd, ook strategisch belangrijk toen de Spanjaarden Breda innamen. De aan de grote rivieren grenzende (vesting-)steden in Brabant, waaronder Klundert, werden daarna ingezet om de Noordelijke Nederlanden te beschermen tegen de Spanjaarden. Datzelfde jaar nog wordt rond Klundert een eerste, eenvoudige, omwalling en omgrachting aangelegd. Kort daarna werd er in de stad een garnizoen gelegerd. Daarna werden de vestingwerken van Klundert in 1586, en nogmaals in 1598, gemoderniseerd.
Zuidoostelijk van Klundert, aan de overkant van de daar toen langsstromende Mooie Keene, een voormalige (brede) zeearm van het Hollands Diep, werd het kroonwerk Suykerberg aangelegd. Van het eens zo brede vaarwater Mooie Keene resteert tegenwoordig niet veel meer dan een smal slootje. In de stadskern van Klundert is deze watergang zelfs geheel verdwenen, waardoor het kroonwerk tegen de overige vestingwerken aanligt. Dit heeft geresulteerd in de huidige markante langgerekte vorm van het vestingstadje, waarvan de vestingwallen en vestinggracht nog voor een groot deel in tact zijn.
Wat is er te Zien en Doen in Klundert (Stadhuisring 1, Klundert)?
8. Geertruidenberg – Hollands oudste stad ligt in Noord-Brabant
Geertruidenberg is een vestingstadje met 7.170 inwoners op de zuidoever van de Bergsche Maas, een oude Maastak. Het is ontstaan op een hoogte (berg) in de binnenbocht van een meander van de rivier de Donge, net voordat deze uitmond in de Bergsche Maas.
Geertruidenberg lag op het knooppunt van diverse vaar- en landwegen en was al vroeg in de middeleeuwen een belangrijk handelscentrum. Dit is nog steeds goed zichtbaar op haar centraal gelegen, door geschoren lindebomen en historische panden omgeven, imposante langgerekte geplaveide marktplein.
Mede vanwege de strategische ligging van Geertruidenberg in het grensgebied tussen Holland en Brabant, kreeg het in 1213 stadsrechten van de graaf van Holland – pas in 1813 ging Geertruidenberg tot Noord-Brabant horen – en is daarmee de oudste stad van Holland.
In 1323 beleende de graaf van Holland het schoutambt Geertruidenberg aan Willem van Duvenvoorde, onder voorwaarde dat hij er een sterk grenskasteel én een stadsmuur om Geertruidenberg liet bouwen. Deze waren rond 1325 klaar. De middeleeuwse, en later moderne, vestingwerken van het stadje werden in de eeuwen erna diverse malen geruïneerd. Dit was enerzijds het gevolg van de vele schermutselingen waar Geertruidenberg bij betrokken was en anderzijds door diverse stormvloeden waar Geertruidenberg in de vijftiende eeuw door getroffen werd. Maar de vestingwerken werden telkens opnieuw opgebouwd en tegelijkertijd gemoderniseerd. In 1572 werd Geertruidenberg een garnizoensstad dat in 1698 werd opgenomen in de Zuiderwaterlinie.
De stormvloeden brachten Geertruidenberg niet alleen maar tegenspoed. Na de Sint-Elisabethsvloed van 1421 ontstond aan de overkant van de Bergsche Maas de Biesbosch, met zeer visrijke wateren. Geertruidenberg wist daarna het monopolie op het veilen van de vis (visafslag) gevangen in de Biesbosch zeker te stellen.
De vis, onder meer zalm, steur en elft, werd verhandeld in de vishal, een overdekte open markthal, waar ook meteen de twintigste penning (de belasting) werd ingehouden van de afgeslagen vis. De visserij was eeuwenlang een belangrijke inkomstenbron voor Geertruidenberg. In sommige jaren bestond zelfs de helft (!) van de inkomsten van de stad uit de belasting op vis. De levende vis werd vervolgens tot over de grenzen doorverkocht. De rijksmonumentale natuurstenen vishal met op het torentje op het dak een vergulde zalm als windvaan, en ernaast een waterpomp, bevind zich nog altijd noordelijk van de aan de Markt gelegen imposante Geertruidskerk.
In 1919 verliest de vesting Geertruidenberg haar militaire status. Wat nog resteert zijn restanten van in 1833 aangelegde moderne vestingwerken aan de west- en noordzijde van de stad, een lunet aan de overzijde van de Donge, en diverse militaire gebouwen in de historische stadskern, waaronder de imposante, en in uitbundige empirestijl versierde, Marktkazerne. De historische stadskern en restanten van de vestingwerken van Geertruidenberg zijn een beschermd stadsgezicht.
Wat is er te Zien en Doen in Geertruidenberg (Markt 36, Geertruidenberg)?
9. Grave – Eeuwenlang onderwerp van belegeringen
Grave is een vestingstadje met 8.620 inwoners op de westelijke oever van de Maas. De nederzetting is ontstaan nadat, als gevolg van wraakacties, kasteel Cuijk was verwoest. De heren van Cuijk lieten toen op een betere locatie in hun heerlijkheid, op de plek die later Grave ging heten, rond 1140 een nieuw kasteel bouwen.
Grave ligt op een verhoging van de westelijke oeverwal van de Maas, vlak bij de belangrijke landweg (de huidige Arnoud van Gelderweg) tussen Nijmegen en ’s-Hertogenbosch. Bovendien mondt het veenriviertje de Raam er uit in de Maas, waardoor Grave beschikte over een natuurlijke haven, de Oude Haven, aan de belangrijke handelsrivier de Maas.
Rondom het nieuwe kasteel ontstond een nederzetting, dat rond 1280 stadsrechten kreeg van de heer van Cuijk. Grave groeide uit tot een bloeiend lokaal handelsstadje, waar eeuwenlang de Maasschippers hun handelswaar op de, nog steeds aanwezige, loswal langs de Maaskade losten om deze via de, in 1994 herbouwde, Maaspoort in het stadje te verkopen.
Grave kreeg rond 1300 een stadsmuur. Deze werd in 1582, aan het begin van de Tachtigjarige Oorlog, en nogmaals in 1602, vervangen door moderne vestingwerken. Deze werden tussen 1680 en 1689, toen Grave werd opgenomen in de Zuiderwaterlinie, aanzienlijk uitgebreid en verbeterd. De imposante vestingwerken, met dubbele wallen en dubbele grachten, besloegen toen een oppervlakte dat groter was dan het terrein van de stad binnen de vesting!
Grave was sinds 1602 ook een garnizoensstad, wat eeuwenlang zeer belangrijk is geweest voor de welvaart van het stadje. Pas in 1874 vertrokken de soldaten. Toen werden ook, als gevolg van de Vestingwet, de vestingwerken van Grave grotendeels afgebroken. Het in 1674 door de Fransen zwaar beschadigde kasteel was toen allang gesloopt.
Tegenwoordig herinneren alleen (i) de walmuur met drie rondelen en Maaspoort langs de Maaskade (ii) de Hampoort, een stadspoort die behoort tot de Top 100 van meest bijzondere rijksmonumenten in Nederland, en (iii) de karakteristieke zigzag vorm van verschillende restanten van de vestinggrachten en van de loop van de rivier de Raam langs Grave, vroeger een extra verdedigingsgracht, nog aan de uitgebreide vestingwerken van weleer.
De stadskern van Grave telt 130 rijksmonumenten. Historische panden, en zelfs hele straten, zijn intact gebleven en resulteren in fraaie aaneengesloten historische gevelwanden met daarvoor in sommige gevallen zelfs nog de authentieke kasseienstraten (o.a. Rogstraat, Klinkerstraat, Maasstraat). Ook kent Grave een aantal karakteristieke smalle steegjes als doorsteekjes, en een fraaie markt met historische stadspomp vlakbij het stadhuis uit 1615 en de indrukwekkende Sint-Elisabethkerk. Een groot deel de historische stadskern van Grave is een beschermd stadsgezicht.
Wat is er te Zien en Doen in Grave (Maaskade 17, Grave)?
10. Oirschot – Vrijheid op kruispunt van middeleeuwse handelswegen
Oirschot is een vrijheid met 12.859 inwoners. Het ligt op de grens van de hoger gelegen zandgronden van de Midden-Brabantse dekzandrug en de noordelijk ervan gelegen vochtige broekgebieden. Hier ontstond, bij de in de achtste eeuw gestichte Mariakerk bij de kruising van een aantal handelswegen, de nederzetting Oirschot. Het huidige Vrijthof bij een twaalfde-eeuwse opvolger van de eerste Mariakerk, vormde toen de marktplaats van Oirschot.
Toen kerk en markt te klein werden, werd in 1268 honderd meter noordwestelijk ervan de imposante Sint-Petruskerk gebouwd. Ook verplaatste het marktcentrum zich naar het marktplein grenzend aan de nieuwe kerk. De Sint-Petruskerk is in 2013 zelfs tot basiliek verheven.
De hertog van Brabant gaf In 1311/12 acht percelen woeste gronden (gemeynten) in erfpacht voor gemeenschappelijk gebruik door de inwoners van Oirschot en omliggende gehuchten. Dit waren voornamelijk heidevelden, maar ook bossen en drassige beekdalgronden, zoals de huidige Oirschotse Heide, de bossen van landgoed Heerenbeek en het Dal van de Beerze. Heide was in de middeleeuwen onmisbaar voor het op peil houden van de vruchtbaarheid van de akkers op de schrale Brabantse zandgronden en het weiden van vee. Maar ook de bossen en beekdalgronden waren belangrijk voor het oogsten van brandhout en hooi en het weiden van vee.
Rond 1365 kreeg Oirschot, samen met een tiental omliggende gehuchten, vrijheidsrechten van de hertogin van Brabant. Met deze beperkte (stads-)privileges, zoals zelfbestuur, tolvrijheid en marktrechten werd Oirschot een vrijheid of marktstad, en nam haar welvaart nog verder toe.
Rondom de geplaveide Markt liggen tegenwoordig een groot aantal historische panden, zoals het rechthuis, het tegenwoordige raadhuis, uit 1463, diverse herbergen, waar nog altijd diverse restaurants in gevestigd zijn, en woningen van notabelen. Het historische centrum van Oirschot is aangewezen als beschermd stadsgezicht.
Eén van de gehuchten die tot de Vrijheid Oirschot behoren is het tot beschermd dorpsgezicht aangewezen Straten, met een pittoresk kapelletje op het centraal gelegen driehoekig plein. Ook het kerkdorpje Spoordonk, waar al sinds 1320, en nog altijd, de Spoordonkse watermolen aan de rivier de Beerze staat, is onderdeel van de Vrijheid Oirschot.
Wat is er te Zien en Doen in Oirschot (Markt 2, Oirschot)?